Hoofdstuk 2 Grammatica woordsoorten (les 2)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek op pagina 118;
  • je laptop (log in bij LessonUp)
  • je schrift en etui.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek op pagina 118;
  • je laptop (log in bij LessonUp)
  • je schrift en etui.

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Huiswerk bespreken
  • Woordsoorten: weet je het nog?
  • Uitleg meervoud zelfstandig naamwoord
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel zinnen had je GOED van opdracht 1 op pagina 118?
A
5 tot 6 goed
B
3 tot 4 goed
C
2 tot 1 goed
D
0 goed

Slide 3 - Quizvraag

En?


Welke zin of welk woord was lastig?

Slide 4 - Tekstslide

Onthouden over zn!
Abstracte zaken als 
  • gevoelens (verliefdheid) 
  • tijdsaanduidingen (vrijdag) 
  • gebeurtenissen (botsing) 
  • denkbeeldige personen of zaken (luilekkerland).
Infinitieven kunnen voorkomen als zelfstandige naamwoorden:
  • (het) Hardlopen is goed voor je. (het) Schaatsen is erg populair.
Eigennamen: je schrijft ze met een hoofdletter: Frits, Zaltbommel, Hema, ...

Slide 5 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten 2.8
  • Je benoemt elk woord afzonderlijk/apart.
  • Je kent de woordsoorten: lw, bn, zn, ww en vz.

Doel: een zin (geheel) benoemen in woordsoorten. 
Handig bij andere talen.
un petit garçon, une petite fille
ein kleiner Junge, ein kleines Mädchen

Slide 6 - Tekstslide

Ik heb voor arme mensen geld gegeven aan de voedselbank.
arme =
A
bn
B
vz
C
ww
D
zn

Slide 7 - Quizvraag

Ik heb voor arme mensen geld gegeven aan de voedselbank.
gegeven =
A
bn
B
vz
C
ww
D
zn

Slide 8 - Quizvraag

In de voorbije jaren is voetbal populair bij jonge en oudere actievelingen.
populair =
A
bn
B
vz
C
ww
D
zn

Slide 9 - Quizvraag

In de voorbije jaren is voetbal populair bij jonge en oudere actievelingen.
jonge =
A
bn
B
vz
C
ww
D
zn

Slide 10 - Quizvraag

2.9 Spelling: leerdoelen
  • Je kunt de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd goed schrijven.
  •  Je kunt het meervoud van zelfstandige naamwoorden goed schrijven.
  • Je kunt twintig (nieuwe) dicteewoorden goed schrijven.

Slide 11 - Tekstslide

Meervoudsvormen (p. 125)
Meervoud op -en
Ruit - ruiten
Meervoud op -s
Drempel -drempels
Meervoud op 's
Opa - opa's

Enkele klinker, maar lange klank.
Bij  a, o, u, i of y.
Meervoud op -s
Shampoo - Shampoos
Café - cafés

Lange klank door meerdere klinkers of accent.
Op -e?
Garage - garages
Giraffe - giraffes

Slide 12 - Tekstslide

Werkmoment
Maak in je leerwerkboek en schrift 
  • van 2.8: 10, 11 en 12.
  • Kijk na, verbeter. Welke woordsoort vind je lastig?
Klaar? Maak in je leerwerkboek en schrift
  • van 2.9: 1 en 2.
  • Kijk na, verbeter. Welke opdrachten maak jij van 3, 4, 5 en 6?

Slide 13 - Tekstslide

Afsluiting
  • Dinsdag gaan we verder met 2.9 spelling. 

Slide 14 - Tekstslide