Ontwikkelingspsychologie P2 Les 1 Autisme & AD(H)D

Ontwikkelingspsychologie 





Periode 2 Les 1 
Autisme & ADHD
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
OntwikkelingspsychologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 44 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 1.5 min

Onderdelen in deze les

Ontwikkelingspsychologie 





Periode 2 Les 1 
Autisme & ADHD

Slide 1 - Tekstslide

De lessen
Week 1: Autisme & ADHD
Week 2: Psychose
Week 3: Borderline
Week 4: Bipolaire stoornis
Week 5: Dementie
Week 6: Verslaving
Week 7: Angststoornis
Week 8: Voortgangstoets

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je legt in grote lijnen uit wat autisme spectrum stoornis inhoudt.
  • Je noemt kenmerken van ASS.
  • Je noemt signalen van autisme bij jonge kinderen en schoolkinderen.
  • Je noemt tips voor het omgaan met autisme.
  • Je beschrijft welke sterke kanten mensen met autisme hebben.
  • Je legt in grote lijnen uit wat AD(H)D inhoudt.
  • Je noemt de meest voorkomende problemen waar mensen met AD(H)D tegenaan lopen.
  • Je legt uit wat bedoeld wordt met ADHD.
  • Je noemt signalen van ADHD & ADD bij jonge kinderen.
  • Je beschrijft de sterke kanten van kinderen met ADHD & ADD.

Slide 3 - Tekstslide

!! LET OP !!
Dit wordt een lange les met veel theorie!

We zullen daarom tussendoor pauzeren.

Slide 4 - Tekstslide

Autisme voorheen
Voorheen vielen verschillende stoornissen onder de paraplu Autisme:
  • Autisme Spectrum Stoornis (ASS):
  • Klassiek autisme
  • Asperger
  • PDD-NOS
  • Syndroom van RETT
  • Syndroom van Heller (ook wel desintegratiesyndroom genoemd)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

ASS

In het handboek voor psychiatrie (DSM-5) is ASS de officiële benaming voor
alle vormen van autisme.

Slide 7 - Tekstslide

Feiten
Ruim 1% van de Nederlanders heeft een vorm van autisme. Dit is dus 1 op de 100 mensen.

Alles wat mensen met autisme zien, horen, ruiken etc. wordt op een andere manier verwerkt. Dat brengt een ander soort mix van sterke en zwakke kanten met zich mee.

Slide 8 - Tekstslide

Kenmerken ASS

De informatieverwerking in de hersenen werkt op een andere manier. Met autisme word je geboren. Het blijft gedurende je hele leven een rol spelen. Autisme wordt niet veroorzaakt door de opvoeding. Ook komt het in alle landen van de wereld voor.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is overprikkeling?

Slide 10 - Tekstslide

Mensen met ASS:
  • hebben vaak een goed oog voor detail;
  • zijn eerlijk;
  • kunnen goed analyseren;
  • hebben moeite met overzicht houden;
  • hebben moeite met sociale contacten;
  • hebben een opvallend beperkt aantal interesses of activiteiten.

Slide 11 - Tekstslide

Autisme zie je (vaak) niet aan de buitenkant,
maar het heeft grote invloed op iemands leven. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Hoe uit autisme zich?
Op verschillende manieren:
Sommige zoeken weinig contact met anderen. Anderen hebben juist wel
veel contact, maar op een manier die vreemd kan overkomen.
Iemand met autisme kan verstandelijke beperking hebben, maar er zijn
ook mensen met autisme en een hoge intelligentie. Met de juiste
begeleiding kan men een zelfstandig leven leiden.
Met een verstandelijke beperking heb je je leven lang hulp nodig.

Slide 14 - Tekstslide

ASS
Iemand met ASS heeft moeite met inleven in:
  • gedachten
  • gevoelens
  • intenties van anderen

Slide 15 - Tekstslide

ASS
Hierdoor kunnen ze zich moeilijk verplaatsen in wat een ander denkt, voelt of
wenst. Het is moeilijk om de veranderende betekenissen in onze maatschappij te begrijpen, die aan te voelen en er goed op te reageren.
Het gevolg van deze beperkingen in de sociale interactie, is dat een persoon met ASS in sociaal opzicht vaak ‘botst’.

Slide 16 - Tekstslide

Kenmerken ASS
  • Duidelijke stoornissen in het gebruik van verschillende vormen van non-verbaal gedrag, zoals: oogcontact, gezichtsuitdrukkingen, lichaamshouding
  • en gebaren die nodig zijn tijdens sociaal contact. 
  • Geen relaties met leeftijdgenoten aan kunnen gaan die passen bij het ontwikkelingsniveau.
  • Niet proberen met anderen plezier, bezigheden of prestaties te delen.

Slide 17 - Tekstslide

Kenmerken ASS
  • Geen sociale of emotionele wederkerigheid.
  • Achterstand in de ontwikkeling van de gesproken taal (met verstandelijke beperking).

Als er wel voldoende spraak is:
  • Duidelijke beperkingen in het vermogen een gesprek met anderen te beginnen of te onderhouden.
  • Afwezigheid van gevarieerd (spontaan) fantasiespel (doen-als-of-spelletjes) of imitatiespel (nadoen-spelletjes) die passen bij het ontwikkelingsniveau.

Slide 18 - Tekstslide

Kenmerken ASS
  • Duidelijk vastzitten aan bepaalde routines of rituelen.
  • Herhalende bewegingen (bijvoorbeeld fladderen, draaien met hand of vingers of bewegingen met het hele lichaam).
  • Aanhoudende voorkeur of obsessie voor voorwerpen of onderdelen van voorwerpen.

Slide 19 - Tekstslide

Alarmsignalen
Een kind :
  • Brabbelt niet bij 12 maanden.
  • Heeft geen interesse in andere mensen bij 12 maanden.
  • Lacht niet naar anderen bij 12 maanden.
  • Reageert niet wanneer hij of zij wordt toegesproken bij 12 maanden.
  • Maakt geen gebaren (wijzen, zwaaien) bij 12 maanden.
  • Maakt nog geen functioneel gebruik van woorden bij 18 maanden.
  • Gebruikt nog niet spontaan 2-woordzinnen bij 24 maanden.

Slide 20 - Tekstslide

Alarmsignalen schoolkinderen
Dit zijn veelvoorkomende kenmerken van kinderen met autisme :
  • moeite met veranderingen;
  • moeite met contact maken;
  • weinig gevoel voor wat anderen van hem of haar verwachten;
  • liefst altijd bezig met één bepaald onderwerp of een hobby;
  • angstig in onbekende situaties en gezelschappen;
  • weinig begrip voor emoties van anderen;
  • graag alles steeds op dezelfde manier doen (vasthouden aan routines);
  • geen inzicht in non-verbale communicatie, zoals gebaren.

Slide 21 - Tekstslide

Tips: Omgaan met iemand met ASS
Autisme algemeen: een aantal tips
  • Zorg dat je voldoende kennis hebt over autisme;
  • Realiseer je dat iedere persoon met autisme anders is;
  • Autisme is geen gedragsprobleem! Probeer te achterhalen waar gedrag vandaan komt;
  • Bedenk je dat er geen sprake is van onwil, maar van onmacht;
  • Benoem positieve kanten en versterk het talent van iemand;
  • Bied structuur, duidelijkheid en voorspelbaarheid;
  • Spreek rustig, in concrete taal, zonder beeldspraak;
  • Hou rekening met overgevoeligheid voor prikkels;
  • Voorkom pesten: help iemand om geen uitzondering te zijn.

Slide 22 - Tekstslide

Even pauzeren!
                    
                         15 minuten pauze
timer
15:00

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Wat is AD(H)D
De afkorting ADHD staat voor:
  • Attention
  • Deficit
  • Hyperactivity
  • Disorder.

In het Nederlands: aandacht tekort stoornis met hyperactiviteit.

Slide 26 - Tekstslide

Kenmerken:
Mensen met ADHD hebben problemen met:
  • Aandacht en concentratie;
  • Hyperactiviteit;
  • Impulsiviteit;
  • Regelfuncties.

Slide 27 - Tekstslide

Aandacht en concentratie
Mensen met ADHD vinden het moeilijk om:
  • Hun aandacht blijvend op een taak te richten;
  • Zich niet door allerlei prikkels uit de omgeving te laten afleiden.

Slide 28 - Tekstslide

Hyperactiviteit
Iemand met ADHD:
  • is (vooral op jongere leeftijd) voortdurend in beweging;
  • is vaak snel opgewonden en gefrustreerd;
  • voelt vaak een grote onrust van binnen;
  • heeft moeite met stil zitten;
  • rustig zijn kost heel veel energie.

Slide 29 - Tekstslide

Impulsiviteit
Met ADHD ben je vaak impulsief. Dit wil zeggen:
  • Dat je iets doet, voordat je denkt;
  • Dat je niet (ook niet onbewust) bezig bent met de gevolgen van je gedrag;
  • Dat de 'remfunctie' ontbreekt. Je kunt de impuls, om iets te doen, dus niet tegenhouden.

Slide 30 - Tekstslide

Regelfunctie
Met ADHD is het moeilijk om te plannen. Ook is het moeilijk om:
  • Emoties een plek te geven
  • Motivatie een plek te geven
  • Alertheid een plek te geven.
  • Eerdere ervaringen te laten meespelen bij beslissingen en verwachtingen over de toekomst.
  • Iemand met ADHD reageert daardoor anders op beloning en straf.

Slide 31 - Tekstslide

3 types:
Type 1: het overwegend niet-oplettende type
(ook wel ADD genoemd)
Type 2: het hyperactieve type
Type 3: het gemengde type

Slide 32 - Tekstslide

Feiten
AD(H)D komt in alle landen en culturen voor, onder verschillende benamingen, en is van alle tijden.

In Nederland komt AD(H)D voor bij 2 tot 5% van de schoolgaande kinderen tot 14 jaar.

Twee procent van alle kinderen heeft zeer ernstige symptomen.

Slide 33 - Tekstslide

Nog meer feiten
ADHD lijkt bij jongens vaker voor te komen dan bij meisjes: 2 tot 3 keer meer.

Dit wordt (gedeeltelijk) veroorzaakt doordat de problemen zich bij meisjes vaak anders uiten en niet gezien worden als ADHD, maar als angst of depressie.

ADD (ADHD type 1) lijkt bij meisjes vaker voor te komen

Slide 34 - Tekstslide

De verschillen
Tussen mensen met ADHD bestaan net zoveel verschillen als tussen 'gewone' mensen.

Mensen met ADHD verschillen ook in mate van ADHD-gedrag.
Ze zijn dus niet altijd en ook niet allemaal even druk, impulsief of ongeconcentreerd.

Bij mensen met ADD is vooral de hyperactiviteit minder zichtbaar.

Slide 35 - Tekstslide

Sterke kanten ADHD
  • Het zijn vaak heel enthousiaste kinderen;
  • Ze zijn vaak dol op sport en beweging;
  • Ze kunnen zich in bepaalde gevallen heel sterk concentreren (hyperfocussen) 
  • Ze zijn vaak spontaan en open;
  • Ze hebben gevoel voor humor.

Slide 36 - Tekstslide

Vervolg
  • Ze zijn vaak heel zorgzaam;
  • Ze zijn heel ondernemend;
  • Ze zijn bijna altijd in voor iets nieuws;
  • Zijn vaak kinderen met veel fantasie;
  • Ze hebben vaak een sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel.

Slide 37 - Tekstslide

Sterke kanten ADD
 Extra concentratievermogen bij interesse (hyperfocus).
  • Fantasierijk;
  • Vaak een creatief talent (acteren, zingen, schrijven, tekenen, enz.)
  • Handig;
  • Veel humor;
  • Ze zijn perfectionistisch;
  • Ze denken vaak ver vooruit;
  • Vaak hebben ze een groot probleemoplossend vermogen.

Slide 38 - Tekstslide

Vervolg
  •  Thinking “out of the box.”;
  • Ze zijn gevoelig, emotioneel en betrokken;
  • Ze willen graag maximale resultaten leveren;
  • Rustig (in gedrag, niet in hun hoofd);
  • Ze bezitten een groot inlevingsvermogen;
  • Ze zijn vaak veelzijdig;
  • Beschikken over veel doorzettingsvermogen.

Slide 39 - Tekstslide

Symptomen verbeteren bij:
  •  Veel structuur;
  • Interessante activiteiten;
  • Een-op-een aandacht of direct toezicht;
  • Het frequent belonen van goed gedrag.

Slide 40 - Tekstslide

Symptomen verslechteren bij:
  • Weinig structuur;
  • Saaie activiteiten;
  • Slecht toezicht;
  • Weinig/geen positieve reacties op goed gedrag.

Slide 41 - Tekstslide

Diagnose
De diagnose ADHD wordt door professionals gesteld:
  • De huisarts kijkt of er aanwijzingen van ADHD zijn en verwijst indien nodig door naar de kinderpsychiater of kinderarts.
  • GZ-psychologen, psychotherapeuten en klinisch (neuro-)psychologen kunnen de diagnose stellen in samenwerking met kinderartsen en/of kinderpsychiaters.
  • De kinderpsychiater stelt de definitieve diagnose en mag medicatie voorschrijven. Dit geldt ook voor de kinderarts.
  • Een andere weg loopt via wijkteam/jeugdzorg. 

Slide 42 - Tekstslide

De opdracht van vandaag:

Slide 43 - Tekstslide

Geen opdracht.
Door met leertuin.
Klaar? Lekker naar huis!

Slide 44 - Tekstslide