In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 8 Het buitenland
Slide 1 - Tekstslide
Kun je zonder belemmering in de VS gaan wonen?
A
Ja
B
Nee
Slide 2 - Quizvraag
Export zorgt voor werkgelegenheid.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Lesdoel
Na deze les kun je kenmerken noemen van ontwikkelingslanden.
Slide 4 - Tekstslide
Koopkracht
De hoeveelheid producten die je kunt kopen van je geld.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Wat zie in je filmpje?
Slide 7 - Tekstslide
Gebrek aan goed voedsel en huizen
Afval niet ophalen
Markten / zelf eten verbouwen
Krotten
Laag inkomen, niet veel geld
Mensen zijn ondervoed
Slechte infrastructuur (geen wegen)
Weinig industrie en veel werkloosheid
Onder de armoede grens
Koopkracht is laag
Weinig sociale zekerheid
Slide 8 - Tekstslide
Ontwikkelingslanden zijn:
A
landen die goed ontwikkeld zijn
B
landen waar de productie en inkomens hoog zijn
C
landen waar de productie en inkomens laag zijn
Slide 9 - Quizvraag
Armoedegrens
Mensen die leven in extreme armoede leven volgens de extreme armoede grens van de Wereldbank van minder dan $ 1,90 per dag, dat is ongeveer € 1,65.
Mensen krijgen te weinig eten of steeds hetzelfde goedkope eten.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Ondervoeding
In je lichaam ontstaan tekorten aan vitamines en noodzakelijke voedingsstoffen. Als je deze voedingsstoffen langere tijd mist, lijdt je aan ondervoeding
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Het tekort aan essentiële voedingsmiddelen heet
A
voedingstekort
B
ondervoeding
Slide 15 - Quizvraag
Ontwikkelingslanden zijn:
A
landen die goed ontwikkeld zijn
B
landen met een hoge koopkracht
C
landen met weinig analfabetisme
D
landen waar de productie en inkomens laag zijn
Slide 16 - Quizvraag
Wat is geen kenmerk van een ontwikkelingsland?
A
Slechte infrastructuur
B
Lage werkloosheid
C
Koopkracht is laag
D
Weinig industrie
Slide 17 - Quizvraag
Lesdoel
Na deze les kun je kenmerken noemen van ontwikkelingslanden.
Slide 18 - Tekstslide
Een reep chocolade
Stel de reep kost € 3,00
Hoeveel euro gaat er dan naar de boeren?
Hoeveel euro gaat er naar de supermarkt?
Slide 19 - Tekstslide
Een reep chocolade
Stel de reep kost € 3,00
Hoeveel euro gaat er dan naar de boeren?
Hoeveel euro gaat er naar de supermarkt?
Slide 20 - Tekstslide
Een reep chocolade
3 : 100 x 3.2 = € 0,096
3 : 100 x 43 = € 1,29
Wat vind jij hiervan?
Slide 21 - Tekstslide
internationale arbeidsverdeling
Zoals je net zag bij de chocoladereep, is de productie daarvan in delen.
Bij deze reep worden de grondstoffen naar de rijke landen geëxporteerd, en zij maken er een eindproduct van.
Slide 22 - Tekstslide
kenmerken arbeidsverdeling tussen veel rijke en arme landen
ontwikkelingslanden produceren grondstoffen.
rijke landen verwerken deze tot eindproducten
Slide 23 - Tekstslide
ontwikkelingslanden
Zij kunnen zelf chocoladerepen maken, echter kunnen ze de repen niet verkopen in eigen land.
Hoe kan dat?
Slide 24 - Tekstslide
Antwoord
ze hebben te weinig geld voor deze eindproducten
de rijke landen heffen hoge invoerrechten op deze eindproducten
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Video
Slide 27 - Video
Fair Trade
Je kunt chocolade repen kopen met het keurmerk Fair Trade
Deze producten geven een eerlijke prijs aan de boeren.
Deze producten zijn wel duurder voor ons als consument
Slide 28 - Tekstslide
Fairtrade
Keurmerk dat aangeeft dat boeren voor hun producten een 'eerlijke prijs' ontvangen, d.w.z. de fairtradeprijs ligt iets boven de gewone prijsontwikkeling en garandeert een vaste minimumprijs.