GL1 les 4.3 lezen deel 2
1 / 19
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Waar verwijst hij naar in de volgende zin?
De hond van Annie had vrijdag pech. Hij is aangereden door een auto.
De hond van Annie had vrijdag pech. Hij is aangereden door een auto.
A
Annie
B
de hond
C
een auto
Slide 5 - Quizvraag
Waar verwijst zij naar in de volgende zin?
De hond van Annie ging naar de dierenarts. Zij heeft zijn pootje verbonden.
De hond van Annie ging naar de dierenarts. Zij heeft zijn pootje verbonden.
A
Annie
B
de hond
C
zijn pootje
D
de dierenarts
Slide 6 - Quizvraag
Waar verwijst het naar in de volgende zin?
Het pootje was opgezwollen en het was helemaal rood.
Het pootje was opgezwollen en het was helemaal rood.
A
de zwelling
B
de hond
C
het pootje
Slide 7 - Quizvraag
Noteer 3 gebeurtenissen in de juiste volgorde. Denk aan iets wat je vandaag gaat doen. Maak er een korte zin van.
Slide 8 - Open vraag
Welke signaalwoord dat een tijdsvolgorde aangeeft wordt in deze zin gebruikt?
Voordat Pien naar school gaat, geeft ze haar konijn te eten.
Voordat Pien naar school gaat, geeft ze haar konijn te eten.
A
Voordat
B
gaat
C
geeft
D
ze
Slide 9 - Quizvraag
Welke signaalwoord dat een tijdsvolgorde aangeeft wordt in deze zin gebruikt?
Nadat ik gegeten heb ga ik naar mijn voetbaltraining.
Nadat ik gegeten heb ga ik naar mijn voetbaltraining.
A
mijn
B
ga
C
gegeten
D
nadat
Slide 10 - Quizvraag
Welke signaalwoord dat een tijdsvolgorde aangeeft wordt in deze zin gebruikt?
Wij gaan het zwembad binnen zodra iedereen er is.
Wij gaan het zwembad binnen zodra iedereen er is.
A
gaan
B
zodra
C
binnen
D
iedereen
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Hoe goed beheers je het lesdoel /
de lesdoelen?
de lesdoelen?
😒🙁😐🙂😃
