Zet hoofdletters waar dat moet.
1. in zuid europa wonen 13 miljoen italianen.
2. mevrouw de wit gaat op zaterdag altijd shoppen.
3. ik eet vaak een turkse pizza op een amsterdams terras.
4. in de winter komt de wind uit het zuidoosten.
5. de heer j. van der zande komt uit nieuw zeeland.