2HV: ch5 ABCD af --> santé tâche

Aujourd'hui, c'est le ...
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui, c'est le ...

Slide 1 - Tekstslide

Objectif Santé
Les objectifs du chapitre
  • vertellen over je gezondheid
  • vertellen dat je ziek bent
  • vertellen hoe gezond je bent
Vocabulaire
  • gezondheid
  • lichaam
  • sport
  • eten
Grammaire
  • La négation
  • Poser une question

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Praktische opdracht?

Slide 4 - Woordweb

Avoir mal à + lidwoord
Doel:
  • Je weet hoe je in het Frans kunt zeggen waar je pijn aan hebt.

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent het volgende?
J'ai mal à la tête.
A
Ik heb buikpijn.
B
Ik heb hoofdpijn.

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent het volgende?
J'ai mal au nez.
A
Ik heb pijn aan mijn hand.
B
Ik heb pijn aan mijn neus.

Slide 7 - Quizvraag

avoir mal à + lidwoord (le, la, l', les)
Als je wilt zeggen dat je ergens pijn hebt gebruik je avoir mal à + lidwoord.

1. J'ai mal au nez.        Ik heb pijn aan mijn neus.
2. J'ai mal à la tête.     Ik heb hoofdpijn.

Soms is het lidwoord 'verstopt' (zin 1). 

Slide 8 - Tekstslide

au
à la 
aux
à l'
à + le 
à + la 
à + les 
à + l'

Slide 9 - Sleepvraag

avoir mal à + lidwoord (le, la, l', les)
J'ai mal à le nez.        J'ai mal au nez.        Ik heb pijn aan mijn neus.
J'ai mal à la tête.                                                Ik heb hoofdpijn.
J'ai mal à l'oreille.                                              Ik heb oorpijn.
J'ai mal à les dents. J'ai mal aux dents.  Ik heb tandpijn.

Hoe weet je of een woord mannelijk, vrouwelijk of meervoud is?

Slide 10 - Tekstslide

Kies de juiste optie.
J'ai mal ___ bouche.
A
au
B
à le
C
à la
D
aux

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste optie.
J'ai mal ___ genou(m).
A
au
B
à le
C
à l'
D
aux

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste optie.
J'ai mal ___ bras (enk).
A
au
B
à le
C
à les
D
aux

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste optie.
J'ai mal ___ dents (v).
A
au
B
à le
C
à les
D
aux

Slide 14 - Quizvraag

j'ai mal à la jambe
j'ai mal à la tête
j'ai mal au ventre/ j'ai mal au coeur
j'ai mal à l'oreille
j'ai mal au dos

Slide 15 - Sleepvraag

J'ai mal au ventre
J'ai mal aux pieds
J'ai mal au nez.

Slide 16 - Sleepvraag

Hoe zeg je?
Wij hebben pijn aan onze voeten.
A
Nous avons mal au pied.
B
Nous avons mal à la jambe.
C
Nous avons mal aux pieds.
D
Nous avons mal aux jambes.

Slide 17 - Quizvraag

Hoe zeg je?
Jij hebt hoofdpijn.

Slide 18 - Open vraag

la santé
trois fois par jour
prenez le médicament
tomber malade
la maladie
restez au lit
appeler le docteur
de gezondheid
drie keer per dag
blijf in bed
ziek worden
de ziekte
neem het medicijn
de dokter bellen

Slide 19 - Sleepvraag

Le corps




A la pharmacie

Bonjour,
Je peux vous aider?
Vous avez mal où?

Chez le médecin

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Fais un petit script/film

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

le ventre =

Slide 25 - Open vraag

la pharmacie =

Slide 26 - Open vraag

j'ai mal aux pieds

Slide 27 - Open vraag

j'ai mal à la tête

Slide 28 - Open vraag

Maak de goede combinaties
le dos
la main
le pied
le bras
la tête
de rug
de hand
de voet
de arm
het hoofd

Slide 29 - Sleepvraag

malade =

Slide 30 - Open vraag

la tête =

Slide 31 - Open vraag

la fièvre =

Slide 32 - Open vraag

fatigué =

Slide 33 - Open vraag

le pied =

Slide 34 - Open vraag

J'ai mal à la main =

Slide 35 - Open vraag

J'ai mal au dos

Slide 36 - Open vraag

Slide 37 - Video

Nieuwe schrijfopdracht
"Je gaat een kort mailtje (40 woorden) schrijven naar een Franse vriend(in) waarin je vertelt dat je niet meer bij hem/haar in de vakantie kan komen, omdat er iets met jou is gebeurd."
  • Begroet jouw vriend(in)
  • Vertel dat je niet (meer) kan komen in de vakantie
  • Vertel wat er met jou is gebeurd (Ben je ziek? Heb je een blessure? Hoe heb je dat gekregen? Heb je al een doktersafspraak gemaakt?)
  • Stel voor wat jullie wél in de vakantie zouden kunnen doen
  • Gebruik 2x de passé composé.
  • Gebruik 1x de ontkenning (ne...pas/plus/jamais)
  • Sluit netjes af.
 

Slide 38 - Tekstslide

Les devoirs
(het huiswerk)
Apprenez voca A & B & les phrases C
Regardez la vidéo: 
https://www.youtube.com/watch?v=l80jOfze_Ew

Slide 39 - Tekstslide

Aujourd'hui
Vocabulaire B
Bron C phrases-clés




Les buts: 
- je kunt vertellen dat je ziek bent en waar je last van hebt
- je kunt de ontkenning gebruiken

Slide 40 - Tekstslide

Ontkenning (herhaling)
In het Frans bestaat de ontkenning uit twee woorden:
ne / n' & pas

Slide 41 - Tekstslide

Ontkenning (herhaling)
In het Frans bestaat de ontkenning uit twee woorden:
ne / n' & pas

Ne staat vóór de persoonsvorm & pas komt erachter 
Je ne regarde pas la télé

Let op: ne verandert in n' voor een klinker / h

Slide 42 - Tekstslide

Ontkenning (herhaling)
C'est wordt ce n'est pas
il y a wordt il n'y a pas

Slide 43 - Tekstslide

Andere ontkenningen
ne ... plus                   = niet meer
ne ... jamais              = nooit
ne ... rien                    = niets 
ne ... pas encore     = nog niet

Deze gaan op precies dezelfde manier als ne ... pas

Slide 44 - Tekstslide

la santé
l'hôpital
le médicament
tomber malade
la maladie
le médecin
le mal
de gezondheid
het ziekenhuis
de dokter
ziek worden
de ziekte
het medicijn
de pijn

Slide 45 - Sleepvraag

Hoe vertaal je: Jij eet niets.
A
Tu ne manges rien.
B
Tu ne manges pas encore.
C
Tu manges rien.
D
Tu ne manges plus.

Slide 46 - Quizvraag

fiche d'identité
prénom: Lucas
santé: 3 pizzas, deux hamburgers, dix pains au chocolat
sport: jamais

Slide 47 - Tekstslide

Wat zou het antwoord van Lucas zijn op deze vraag: Lucas tu fais du sport au moins trois fois par semaine?
A
Oui, je fais un jogging chaque jour
B
Oui, je vais à l'école à pied
C
Non, mais je fais du vélo
D
Non, je déteste le sport

Slide 48 - Quizvraag

Fiche d'identité
Hoe heet je?
Hoe oud ben je?
Waar woon je?
Heb je broers en/of zussen?
Wat zijn je hobby's?

Voorbeeld:
(alles in het Frans! ;) )
La santé
Schrijf een verhaaltje over jezelf en je gezondheid.
Tu es en bonne santé? 
Tu fais du sport? 
Tu dors bien? 
Tu manges beaucoup de légumes et de fruits?

Geef een tip aan je lezer om gezond te blijven.

Slide 49 - Tekstslide

Fiche d'identité
Hoe heet je?
Hoe oud ben je?
Waar woon je?
Heb je broers en/of zussen?
Wat zijn je hobby's?

Voorbeeld:
(alles in het Frans! ;) )
La santé
Schrijf een verhaaltje over jezelf en je gezondheid.
Tu es en bonne santé? 
Tu fais du sport? 
Tu dors bien? 
Tu manges beaucoup de légumes et de fruits?

Geef een tip aan je lezer om gezond te blijven.

Slide 50 - Tekstslide