2HV: Parler

Aujourd'hui, c'est le ...
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui, c'est le ...

Slide 1 - Tekstslide

Objectif Santé
Les objectifs du chapitre
  • vertellen over je gezondheid
  • vertellen dat je ziek bent
  • vertellen hoe gezond je bent
Vocabulaire
  • gezondheid
  • lichaam
  • sport
  • eten
Grammaire
  • La négation
  • Poser une question

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Avoir mal à + lidwoord
Doel:
  • Je weet hoe je in het Frans kunt zeggen waar je pijn aan hebt.

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent het volgende?
J'ai mal à la tête.
A
Ik heb buikpijn.
B
Ik heb hoofdpijn.

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent het volgende?
J'ai mal au nez.
A
Ik heb pijn aan mijn hand.
B
Ik heb pijn aan mijn neus.

Slide 6 - Quizvraag

avoir mal à + lidwoord (le, la, l', les)
Als je wilt zeggen dat je ergens pijn hebt gebruik je avoir mal à + lidwoord.

1. J'ai mal au nez.        Ik heb pijn aan mijn neus.
2. J'ai mal à la tête.     Ik heb hoofdpijn.

Soms is het lidwoord 'verstopt' (zin 1). 

Slide 7 - Tekstslide

avoir mal à + lidwoord (le, la, l', les)
J'ai mal à le nez.        J'ai mal au nez.        Ik heb pijn aan mijn neus.
J'ai mal à la tête.                                                Ik heb hoofdpijn.
J'ai mal à l'oreille.                                              Ik heb oorpijn.
J'ai mal à les dents. J'ai mal aux dents.  Ik heb tandpijn.

Hoe weet je of een woord mannelijk, vrouwelijk of meervoud is?

Slide 8 - Tekstslide

Kies de juiste optie.
J'ai mal ___ bouche.
A
au
B
à le
C
à la
D
aux

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste optie.
J'ai mal ___ genou(m).
A
au
B
à le
C
à l'
D
aux

Slide 10 - Quizvraag

Kies de juiste optie.
J'ai mal ___ bras (enk).
A
au
B
à le
C
à les
D
aux

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste optie.
J'ai mal ___ dents (v).
A
au
B
à le
C
à les
D
aux

Slide 12 - Quizvraag

j'ai mal à la jambe
j'ai mal à la tête
j'ai mal au ventre/ j'ai mal au coeur
j'ai mal à l'oreille
j'ai mal au dos

Slide 13 - Sleepvraag

J'ai mal au ventre
J'ai mal aux pieds
J'ai mal au nez.

Slide 14 - Sleepvraag

Hoe zeg je?
Wij hebben pijn aan onze voeten.
A
Nous avons mal au pied.
B
Nous avons mal à la jambe.
C
Nous avons mal aux pieds.
D
Nous avons mal aux jambes.

Slide 15 - Quizvraag

Hoe zeg je?
Jij hebt hoofdpijn.

Slide 16 - Open vraag

la santé
trois fois par jour
prenez le médicament
tomber malade
la maladie
restez au lit
appeler le docteur
de gezondheid
drie keer per dag
blijf in bed
ziek worden
de ziekte
neem het medicijn
de dokter bellen

Slide 17 - Sleepvraag

Le corps




A la pharmacie

Bonjour,
Je peux vous aider?
Vous avez mal où?

Chez le médecin

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

la santé
l'hôpital
le médicament
tomber malade
la maladie
le médecin
le mal
de gezondheid
het ziekenhuis
de dokter
ziek worden
de ziekte
het medicijn
de pijn

Slide 20 - Sleepvraag

Hoe vertaal je: Jij eet niets.
A
Tu ne manges rien.
B
Tu ne manges pas encore.
C
Tu manges rien.
D
Tu ne manges plus.

Slide 21 - Quizvraag

fiche d'identité
prénom: Lucas
santé: 3 pizzas, deux hamburgers, dix pains au chocolat
sport: jamais

Slide 22 - Tekstslide

Wat zou het antwoord van Lucas zijn op deze vraag: Lucas tu fais du sport au moins trois fois par semaine?
A
Oui, je fais un jogging chaque jour
B
Oui, je vais à l'école à pied
C
Non, mais je fais du vélo
D
Non, je déteste le sport

Slide 23 - Quizvraag

Fiche d'identité
Hoe heet je?
Hoe oud ben je?
Waar woon je?
Heb je broers en/of zussen?
Wat zijn je hobby's?

Voorbeeld:
(alles in het Frans! ;) )
La santé
Schrijf een verhaaltje over jezelf en je gezondheid.
Tu es en bonne santé? 
Tu fais du sport? 
Tu dors bien? 
Tu manges beaucoup de légumes et de fruits?

Geef een tip aan je lezer om gezond te blijven.

Slide 24 - Tekstslide

Fiche d'identité
Hoe heet je?
Hoe oud ben je?
Waar woon je?
Heb je broers en/of zussen?
Wat zijn je hobby's?

Voorbeeld:
(alles in het Frans! ;) )
La santé
Schrijf een verhaaltje over jezelf en je gezondheid.
Tu es en bonne santé? 
Tu fais du sport? 
Tu dors bien? 
Tu manges beaucoup de légumes et de fruits?

Geef een tip aan je lezer om gezond te blijven.

Slide 25 - Tekstslide

au
à la 
aux
à l'
à + le 
à + la 
à + les 
à + l'

Slide 26 - Sleepvraag