Hoofdstuk 4. Werken met aantallen

Herhaling Hoofdstuk 4 + 6
Lesdoel: aan het einde van de kan ik opnoemen wat de belangrijke onderdelen van hoofdstuk 4 is
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Hoofdstuk 4 + 6
Lesdoel: aan het einde van de kan ik opnoemen wat de belangrijke onderdelen van hoofdstuk 4 is

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een macht?

Slide 2 - Open vraag

Met welk teken op je rekenmachine geef je de macht aan?

Slide 3 - Open vraag

Stappenplan factor
Stijging van 2,1% --> het komt er bij
100 + 2,1= 102,1
102,1 : 100= 1,021

Slide 4 - Tekstslide

Hans is lid bij een voetbalvereniging. Elk jaar wordt de contributie verhoogt met 2,1%. Wat is de factor?
A
2,1
B
102,1
C
1,021
D
97,9

Slide 5 - Quizvraag

Lotte wil een zonnebril kopen. Zij ziet een leuke met 15% korting. Zij wil weten hoeveel zij nog moet betalen. Wat is de factor?
A
115
B
1,15
C
85
D
0,85

Slide 6 - Quizvraag

Stappenplan factor
Korting gaat er af - dus min honderd
100 - 15 = 85
85:100= 0,85

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de formule voor een vermenigvuldiging met steeds dezelfde factor?

Slide 8 - Open vraag

0,95
1,21
1,015
5% korting
stijging van 1,5%
Groei van 21%

Slide 9 - Sleepvraag

Zet in de goede volgorde bij het berekenen van hoeveel iets na een aanal periodes kost
Factor berekenen
Begingetal zoeken
Periode zoeken
formule invullen
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4

Slide 10 - Sleepvraag

In 2010 telt New York 8,20 miljoen inwoners. In 2017 is dit aantal met 4,1% gestegen. Bereken het aantal inwoners.
A
8,5 miljoen
B
7,5 miljoen
C
9,1 miljoen
D
8,9 miljoen

Slide 11 - Quizvraag

Berekening
Factor is: 100 + 4,1 = 104,1 
104,1 : 100 = 1,041

8,20 x 1,041 = 8,5 

Slide 12 - Tekstslide

Michelle koopt een camper van 56000 euro. Elk jaar wordt de camper 8% minder waard. Leg uit dat de factor 0,92 ia

Slide 13 - Open vraag

Bereken de waarde van de camper na 4 jaar.
Camper kostte 56.000 euro met een factor van 0,92
A
41.000
B
51.250
C
40.118
D
55.100

Slide 14 - Quizvraag

het verschil tussen het hoogste en laagste getal is de..
A
Mediaan
B
Modus
C
Spreidingsbreedte
D
Factor

Slide 15 - Quizvraag

Het getal dat het vaakste voorkomt is de
A
Mediaan
B
Modus
C
Spreidingsbreedte
D
Factor

Slide 16 - Quizvraag

Het middelste getal is de
A
Mediaan
B
Modus
C
Spreidingsbreedte
D
Factor

Slide 17 - Quizvraag

Waar moet je opletten bij het zoeken naar de mediaan?

Slide 18 - Open vraag

Hoe ga ik leren voor de toets?

Slide 19 - Woordweb