herhaling en oefening spelling vt en vdw (RvL)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

spelling vt en vd + woordsoorten

kgt

Spelling: verleden tijd

 zwakke werkwoorden

Poetsen	wandelen
ik poets te	ik wandel de
hij/zij/het poets te	hij/zij/het wandel de
wij/jullie poets ten	wij/jullie wandel den

Spelling: verleden tijd

sterke werkwoorden:

Meestal kun je horen hoe je deze ww schrijft.

slapen - Ik sliep pas laat vannacht.

liggen - Het varken lag in de modder.

liegen - Jullie logen over het huiswerk.

Spelling, verleden tijd zwakke werkwoorden

Zo schrijf je het voltooid deelwoord

*Eindigt het voltooid deelwoord op een -t of -d? Gebruik de verlengproef om de laatste letter te vinden:

Mijn ouders hebben gefiets... Je hoort gefietste --> je schrijft gefietst.

Zo schrijf je het voltooid deelwoord

*Als je niet goed kunt horen of het -d of -t moet zijn, gebruik je

 't ex-kofschip.

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Een voltooid deelwoord begint vaak met ge-, her- ver- of be- en kan een deel zijn van het werkwoordelijk gezegde. Er staat dan een vorm van hebben, zijn, of worden in de zin.

Bijvoorbeeld: Nicolai is in het zwembad gedoken.

Noteer de pv in de verleden tijd.

Hij ... (hoesten) toen hij zich verslikte.

Noteer de pv in de verleden tijd.
Hopelijk ... (worden) het daar een mooi toernooi.

Noteer de pv in de verleden tijd.

Hij gelooft dat jij hem leugens ... (vertellen)

Noteer de pv in de verleden tijd.

Het vliegtuig ... (landen) precies op tijd.

Noteer de pv in de verleden tijd.

De schilder .... (branden) het houtwerk eerst af.

Noteer de pv in de verleden tijd.

Thomas ... (lachen) als een boer die kiespijn heeft.

Noteer de pv in de verleden tijd.

Door die enorme knal ... (barsten) die ruit.

Noteer de pv in de verleden tijd.

De leerlingen... (besteden) niet altijd genoeg aandacht aan de spelling.

Geef de juiste spelling van het voltooide deelwoord:

Zij heeft de hele wereld ...(rondzwerven)

Spelling voltooid deelwoord

(zwijgen) Die opgepakte man heeft al die tijd ...

Spelling voltooid deelwoord

(bewegen) Na de val had zij haar been niet meer ...

Spelling voltooid deelwoord

(bedriegen) Die winkelier was door een bekende klant ...

Spelling voltooid deelwoord

(verkopen) Dat huis is gisteren ...

Spelling voltooid deelwoord

(blijven) Wij zijn daar niet zo lang ...

Spelling voltooid deelwoord

(winnen) Gelukkig hebben wij die wedstrijd ...

Spelling voltooid deelwoord

(zwerven) Wij hebben uren door de bossen ...

Spelling voltooid deelwoord

(meten) Heb jij dat wel goed ...

Spelling voltooid deelwoord

(strijden) Wij hebben er met ons allen voor ...

Spelling
voltooid deelwoord

(treffen) Zij hebben het met de nieuwe buren wel ...

woordsoorten

lw, bn, zn, vz, hww, zww, htw, rtw, psv, bzv

Mijn middelbare school ligt op tien meter van het station.
lw, bn, zn, vz, hww, zww, htw, rtw, psv, bzv

In de tweede pauze ga ik daar soms een kopje koffie kopen.
lw, bn, zn, vz, hww, zww, htw, rtw, psv, bzv

Bij mijn favoriete koffiezaak kost een cappuccino zo twee euro vijfennegentig.
lw, bn, zn, vz, hww, zww, htw, rtw, psv, bzv

Met een eigen beker kun je 25 cent korting krijgen op je koffietje.
lw, bn, zn, vz, hww, zww, htw, rtw, psv, bzv