Quiz Talent spell/gramm H3 3TL
1 / 40
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Noteer de telwoorden. Geef aan of het een hoofdtelwoord (htw) of een rangtelwoord (rtw) is.
Dat liedje staat al voor de zesde week op nummer één.
Dat liedje staat al voor de zesde week op nummer één.
Slide 3 - Open vraag
Noteer de telwoorden. Geef aan of het een hoofdtelwoord (htw) of een rangtelwoord (rtw) is.
De meeste liedjes blijven niet langer dan twee of drie weken op die plaats staan.
De meeste liedjes blijven niet langer dan twee of drie weken op die plaats staan.
Slide 4 - Open vraag
Noteer de telwoorden. Geef aan of het een hoofdtelwoord (htw) of een rangtelwoord (rtw) is.
Het team ging uit zijn dak toen ze eindelijk eens niet laatste werden, maar eindigden als derde.
Het team ging uit zijn dak toen ze eindelijk eens niet laatste werden, maar eindigden als derde.
Slide 5 - Open vraag
Noteer de telwoorden. Geef aan of het een hoofdtelwoord (htw) of een rangtelwoord (rtw) is.
De eerste uitdaging voor de sporter was het afleggen van een hindernissenparcours van vier kilometer.
De eerste uitdaging voor de sporter was het afleggen van een hindernissenparcours van vier kilometer.
Slide 6 - Open vraag
Noteer alle werkwoorden. Schrijf erachter of het een zelfstandig werkwoord (zww) of een hulpwerkwoord (hww) is.
Toen het beter weer werd, ging Samir een tijdje in de zon zitten.
Toen het beter weer werd, ging Samir een tijdje in de zon zitten.
Slide 7 - Open vraag
Noteer alle werkwoorden. Schrijf erachter of het een zelfstandig werkwoord (zww) of een hulpwerkwoord (hww) is.
Wilde hij dit jaar Carnaval gaan vieren?
Wilde hij dit jaar Carnaval gaan vieren?
Slide 8 - Open vraag
Noteer alle werkwoorden. Schrijf erachter of het een zelfstandig werkwoord (zww) of een hulpwerkwoord (hww) is.
Zij hebben vandaag alle dozen al ingepakt, zodat de verhuizing morgen op tijd kan beginnen.
Zij hebben vandaag alle dozen al ingepakt, zodat de verhuizing morgen op tijd kan beginnen.
Slide 9 - Open vraag
Noteer alle voornaamwoorden. Schrijf erachter of het een persoonlijk voornaamwoord (psv) of een bezittelijk voornaamwoord (bzv) is.
Heb je ons al verteld wie jouw favoriete popartiest is?
Heb je ons al verteld wie jouw favoriete popartiest is?
Slide 10 - Open vraag
Noteer alle voornaamwoorden. Schrijf erachter of het een persoonlijk voornaamwoord (psv) of een bezittelijk voornaamwoord (bzv) is.
Ik heb haar een tijdje vermeden, omdat ze helemaal niet aardig tegen mij deed.
Ik heb haar een tijdje vermeden, omdat ze helemaal niet aardig tegen mij deed.
Slide 11 - Open vraag
Noteer alle voornaamwoorden. Schrijf erachter of het een persoonlijk voornaamwoord (psv) of een bezittelijk voornaamwoord (bzv) is.
Wat gaan jullie hem geven voor zijn verjaardag?
Wat gaan jullie hem geven voor zijn verjaardag?
Slide 12 - Open vraag
Noteer van elk woord de juiste woordsoort.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
*Toen* ze twaalf jaar was, bezocht ze de eerste keer een concert met haar vader.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
*Toen* ze twaalf jaar was, bezocht ze de eerste keer een concert met haar vader.
Slide 13 - Open vraag
Noteer van elk woord de juiste woordsoort.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen* ze *twaalf jaar was, bezocht ze de eerste keer een concert met haar vader.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen* ze *twaalf jaar was, bezocht ze de eerste keer een concert met haar vader.
Slide 14 - Open vraag
Noteer van elk woord de juiste woordsoort.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze *twaalf* jaar was, bezocht ze de eerste keer een concert met haar vader.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze *twaalf* jaar was, bezocht ze de eerste keer een concert met haar vader.
Slide 15 - Open vraag
Noteer van elk woord de juiste woordsoort.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf* jaar* was, bezocht ze de eerste keer een concert met haar vader.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf* jaar* was, bezocht ze de eerste keer een concert met haar vader.
Slide 16 - Open vraag
Noteer van elk woord de juiste woordsoort.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar* was*, bezocht ze de eerste keer een concert met haar vader.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar* was*, bezocht ze de eerste keer een concert met haar vader.
Slide 17 - Open vraag
Noteer van elk woord de juiste woordsoort.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, *bezocht* ze de eerste keer een concert met haar vader.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, *bezocht* ze de eerste keer een concert met haar vader.
Slide 18 - Open vraag
Noteer van elk woord de juiste woordsoort.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, bezocht* ze* de eerste keer een concert met haar vader.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, bezocht* ze* de eerste keer een concert met haar vader.
Slide 19 - Open vraag
Noteer van elk woord de juiste woordsoort.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, bezocht ze* de* eerste keer een concert met haar vader.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, bezocht ze* de* eerste keer een concert met haar vader.
Slide 20 - Open vraag
Noteer van elk woord de juiste woordsoort.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, bezocht ze de* eerste* keer een concert met haar vader.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, bezocht ze de* eerste* keer een concert met haar vader.
Slide 21 - Open vraag
Noteer van elk woord de juiste woordsoort.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, bezocht ze de eerste* keer* een concert met haar vader.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, bezocht ze de eerste* keer* een concert met haar vader.
Slide 22 - Open vraag
Noteer van elk woord de juiste woordsoort.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, bezocht ze de eerste keer* een* concert met haar vader.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, bezocht ze de eerste keer* een* concert met haar vader.
Slide 23 - Open vraag
Noteer van elk woord de juiste woordsoort.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, bezocht ze de eerste keer een* concert* met haar vader.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, bezocht ze de eerste keer een* concert* met haar vader.
Slide 24 - Open vraag
Noteer van elk woord de juiste woordsoort.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, bezocht ze de eerste keer een concert* met* haar vader.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, bezocht ze de eerste keer een concert* met* haar vader.
Slide 25 - Open vraag
Noteer van elk woord de juiste woordsoort.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, bezocht ze de eerste keer een concert met* haar* vader.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, bezocht ze de eerste keer een concert met* haar* vader.
Slide 26 - Open vraag
Noteer van elk woord de juiste woordsoort.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, bezocht ze de eerste keer een concert met haar *vader*.
Kies uit: bzv – htw – hww – lw – psv – rtw – vw – vz – zn – zww
Toen ze twaalf jaar was, bezocht ze de eerste keer een concert met haar *vader*.
Slide 27 - Open vraag
Is de volgende bewering juist of onjuist?
Als een zin begint met een cijfer, schrijf je aan het begin van die zin geen hoofdletter.
Als een zin begint met een cijfer, schrijf je aan het begin van die zin geen hoofdletter.
A
juist
B
onjuist
Slide 28 - Quizvraag
Is de volgende bewering juist of onjuist?
Bij een zin die met ’s begint, schrijf je pas bij het volgende woord een hoofdletter.
Bij een zin die met ’s begint, schrijf je pas bij het volgende woord een hoofdletter.
A
juist
B
onjuist
Slide 29 - Quizvraag
Is de volgende bewering juist of onjuist?
Titels van boeken en tv-series schrijf je niet met een hoofdletter, maar filmtitels wel.
Titels van boeken en tv-series schrijf je niet met een hoofdletter, maar filmtitels wel.
A
juist
B
onjuist
Slide 30 - Quizvraag
Kopieer de zin en plaats de hoofdtellers op de goede plek.
wilfried nissen is een kenner van dat scandinavische berggebied.
wilfried nissen is een kenner van dat scandinavische berggebied.
Slide 31 - Open vraag
Kopieer de zin en plaats de hoofdtellers op de goede plek.
ken jij de plaats ’t harde, in het noorden van de provincie gelderland?
ken jij de plaats ’t harde, in het noorden van de provincie gelderland?
Slide 32 - Open vraag
Kopieer de zin en plaats de hoofdtellers op de goede plek.
met pinksteren bakte mijn engelse oma altijd graag een cake met vruchten volgens een traditie uit schotland.
met pinksteren bakte mijn engelse oma altijd graag een cake met vruchten volgens een traditie uit schotland.
Slide 33 - Open vraag
Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd of het voltooid deelwoord.
Karin (vinden) ___ het niet leuk als iemand al (voordringen) ___ bij de kassa, terwijl zij haar boodschappen nog niet (betalen) ___ en (inpakken) ___ heeft.
Karin (vinden) ___ het niet leuk als iemand al (voordringen) ___ bij de kassa, terwijl zij haar boodschappen nog niet (betalen) ___ en (inpakken) ___ heeft.
Slide 34 - Open vraag
Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd of het voltooid deelwoord.
In dat doosje (bewaren) ___ je broer al zijn wachtwoorden, maar de grap is dat hij zich niet (herinneren) ___ waar hij het (verstoppen) ___ heeft.
In dat doosje (bewaren) ___ je broer al zijn wachtwoorden, maar de grap is dat hij zich niet (herinneren) ___ waar hij het (verstoppen) ___ heeft.
Slide 35 - Open vraag
Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd of het voltooid deelwoord.
Mijn leraar (beweren) ___ altijd: ‘Wie niet goed (luisteren) ___, (horen) ___ niet wat ik zeg.’
Mijn leraar (beweren) ___ altijd: ‘Wie niet goed (luisteren) ___, (horen) ___ niet wat ik zeg.’
Slide 36 - Open vraag
Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
Ondanks dat Gert-Jan (trillen) ___ en (zweten) ___ van de zenuwen, (ronden) ___ hij zijn mondelinge examen af met een ruime voldoende.
Ondanks dat Gert-Jan (trillen) ___ en (zweten) ___ van de zenuwen, (ronden) ___ hij zijn mondelinge examen af met een ruime voldoende.
Slide 37 - Open vraag
Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
Na de diploma-uitreiking (verbranden) ___ Kyra en Mike hun schoolboeken, waarna ze de smeulende resten (blussen) ____ met slootwater.
Na de diploma-uitreiking (verbranden) ___ Kyra en Mike hun schoolboeken, waarna ze de smeulende resten (blussen) ____ met slootwater.
Slide 38 - Open vraag
Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
Lionel (bluffen) ___ dat hij dagelijks in ijswater (baden) ___, maar Maya (geloven) ___ hem niet en (lachen) ___ om zijn bewering.
Lionel (bluffen) ___ dat hij dagelijks in ijswater (baden) ___, maar Maya (geloven) ___ hem niet en (lachen) ___ om zijn bewering.
Slide 39 - Open vraag
Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
Mouna (wensen) ___ dat ze eens wat minder vaak (blozen) ___ en wat meer (durven) ___.
Mouna (wensen) ___ dat ze eens wat minder vaak (blozen) ___ en wat meer (durven) ___.
