Zomervakantiequiz 2024 4h/4v PRH

'Laatste-les-voor-de zomervakantie-quiz-2024'

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

'Laatste-les-voor-de zomervakantie-quiz-2024'

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw
  • Ronde 1: Argumentatie (TW4)
  • Ronde 2: Lekker genederlandst (spelling en formuleren)
  • Ronde 3: Zomervakantiequiz

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ronde 1 - Argumentatie

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een correct synoniem voor het woord 'standpunt' is:
A
Feit
B
Stelling
C
Argument

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een stelling, of standpunt, onderbouw je met?
A
Feiten
B
Argumenten
C
Tegenargumenten

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een objectief argument kun je...
A
Wel controleren
B
Niet controleren

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De prijs van e35 voor het kaartje voor het festival van vorige week is echt te veel geld want de muziek viel erg tegen. Ook kwam de hoofdact niet opdagen.

Wat is hier het standpunt?
A
De prijs van e35 voor het kaartje voor het festival van vorige week is echt te veel geld.
B
want de muziek viel erg tegen
C
Ook kwam de hoofdact niet opdagen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de onderstaande argumentaties op volgorde van meest betrouwbaar naar minst betrouwbaar. 
Meest betrouwbaar
Minst betrouwbaar
Medium betrouwbaar
Persoonlijke overtuiging of geloof
Ervaring
Controleerbare feiten of onderzoek

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit heet een:
A
Argumentatiestructuur
B
Argumentatieschema

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Zo'n argumentatiestructuur heet:
A
Onderschikkend
B
Nevenschikkend
C
Enkelvoudig & onderschikkend
D
Nevenschikkend & onderschikkend

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welk argumentatieschema is hier sprake:
Die leraar Engels is een goede leraar, want hij geeft heldere uitleg op een rustige toon.
A
Oorzaak en gevolg
B
Kenmerk of eigenschap
C
Vergelijking
D
Voor- en nadelen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welk argumentatieschema is hier sprake: Wekelijks sporten zorgt ervoor dat je je goed voelt, fit bent en dat je concentratie beter wordt.
A
Oorzaak en gevolg
B
Voor- en nadelen
C
Vergelijking
D
Kenmerk of eigenschap

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welk argumentatieschema is hier sprake: Het boek 'Ik ben El Diego' over Maradona is heel goed want de recensie in De Volkskrant zijn lovend.
A
Autoriteit
B
Kenmerk of eigenschap
C
Voor- en nadelen
D
Vergelijking

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ronde 2 - Lekker genederlandst

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord in de zin is de persoonsvorm?

Niet alleen Renske gaat op die dag feestvieren.

A
alleen
B
gaat
C
dag
D
feestvieren

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord in de zin is een werkwoord?

Het vieren van het feest op 25 september was op haar verjaardag.

A
was
B
vieren
C
feest
D
verjaardag

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij heeft hooikoorts. Daarom heeft zij veel (niezen)
A
geniest
B
geniesd
C
geniezd
D
gehuilt

Slide 17 - Quizvraag

10 seconden
Vorig jaar zijn we naar Portugal .....(reizen)
A
gereist
B
gereisd
C
gereizt
D
gerezen

Slide 18 - Quizvraag

10 seconden
Al op de tweede dag (ontmoeten, vt) ik daar een mooie barman/-vrouw.
A
ontmoette
B
ontmoeten
C
ontmoetten
D
ontmoete

Slide 19 - Quizvraag

10 seconden
Speciaal voor mij heeft hij/zij een alcoholvrije cocktail (mixen)
A
gemixet
B
gemixd
C
gemixt
D
gemixed

Slide 20 - Quizvraag

10 seconden
Naar welk woord in de zin verwijst het woord haar?

Alie vraagt bij de buren verlegen aan het meisje of zij haar ergens van kent.

A
Alie
B
bij de buren
C
het meisje
D
zij

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Daar in de verte staat een meisje ____ niet op deze school zitten.

A
die
B
wat
C
dat
D
dit

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk werkwoord past in de zin?
Dat team spelers ____ een prijs gewonnen
A
zal
B
hebben
C
heeft
D
mag

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden horen met een hoofdletter?

in china won een frans team een prijs met hun parachute.

A
In China Frans
B
China Frans Parachute
C
In Frans Parachute
D
In China

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ronde 3 - De zomervakantiequiz

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je deze zomer gaat varen en iemand roept 'stuurboord'. Welke kant bedoelt hij dan?
A
rechterkant
B
achterkant
C
linkerkant
D
voorkant

Slide 26 - Quizvraag

15 seconden
Als je deze zomer op het strand een 'paperback' leest. Wat wordt daarmee bedoeld?
A
spannend boek
B
boek van gerecycled papier
C
boek met harde kaft
D
boek met zachte kaft

Slide 27 - Quizvraag

15 seconden

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat heeft de leraar die er later bijkomt in zijn hand? Noteer één woord.

Slide 29 - Open vraag

15 seconden
Hoe vaak wordt de leraar verbeterd door de vader? Noteer een cijfer als antwoord.

Slide 30 - Open vraag

10 seconden

Slide 31 - Tekstslide

35 sec
Wat staat er in de rebus?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk land is het Nederlands, naast Nederland en België, een officiële taal?

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk Engels woord komt oorspronkelijk uit het Nederlands?
A
table
B
window
C
milk
D
cookie

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke taal is dit?

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke taal stond dit fragment van Asterix en Obelix?
A
Afrikaans
B
Fries
C
Surinaams
D
Vlaams

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sagrada Familia
(Gaudí in Barcelona
Big ben 
( London)
Eifeltoren (Parijs)
Toren van Pisa (Italie)
Check-[oint Charlie (Berlijn)

Slide 37 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies