§3: Argumentatieschema's

Als je een ... [één woord] over een kwestie inneemt, dan geef je je mening over die zaak.
1 / 28
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Als je een ... [één woord] over een kwestie inneemt, dan geef je je mening over die zaak.

Slide 1 - Open vraag

Een ... argument geeft aan of iets (on)wenselijk, (on)gepast, goed, slecht, mooi of lelijk is.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 2 - Quizvraag

Stelling 1: Met een tegenargument ontkracht je het argument.
Stelling 2: Met een weerlegging ontkracht je de stelling.

Wat is juist?
A
Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
B
Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
C
Zowel stelling 1 als stelling 2 zijn juist.
D
Zowel stelling 1 als stelling 2 zijn onjuist.

Slide 3 - Quizvraag

Een argument dat waar of onwaar is.
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument

Slide 4 - Quizvraag

Het woordje 'maar' is een signaal voor een argument.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Met een ... ontkracht je een standpunt.
A
Tegenargument
B
Weerlegging

Slide 6 - Quizvraag


A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
D
Nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten

Slide 7 - Quizvraag


A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
D
Nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten

Slide 8 - Quizvraag

Door naar §3 
Argumentatieschema's
blz. 42-43

Slide 9 - Tekstslide

Argumentatieschema's
  • Het geheel van argumenten en standpunt wordt een redenering of argumentatie genoemd. 

  • Het verband tussen het standpunt en argument(en) noemen we een argumentatieschema 
    Waarop is je argumentatie gebaseerd?

  • Je moet deze schema's kunnen herkennen
    Je hoeft ze dus niet uit je hoofd te kennen.

Slide 10 - Tekstslide

Bron: syllabus Nederlands vwo eindexamen

Slide 11 - Tekstslide

Maak opdracht 1 en 2
blz. 43-45








Klaar? huiswerk = opdracht 3 en 4
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 1A
Van welk argumentatieschema is er sprake?
A
autoriteit
B
oorzaak en gevolg
C
vergelijking
D
voor- en nadelen

Slide 13 - Quizvraag

Opdracht 1B
Van welk argumentatieschema is er sprake?
A
autoriteit
B
oorzaak en gevolg
C
vergelijking
D
voor- en nadelen

Slide 14 - Quizvraag

Opdracht 1C
Van welk argumentatieschema is er sprake?
A
autoriteit
B
oorzaak en gevolg
C
vergelijking
D
voor- en nadelen

Slide 15 - Quizvraag

Opdracht 1D
Van welk argumentatieschema is er sprake?
A
autoriteit
B
oorzaak en gevolg
C
vergelijking
D
voor- en nadelen

Slide 16 - Quizvraag

Opdracht 1E
Van welk argumentatieschema is er sprake?
A
autoriteit
B
oorzaak en gevolg
C
vergelijking
D
voor- en nadelen

Slide 17 - Quizvraag

Opdracht 1F
Van welk(e) argumentatieschema('s) is er sprake?
Je kunt er maar een invullen.
A
autoriteit
B
oorzaak en gevolg
C
vergelijking
D
voor- en nadelen

Slide 18 - Quizvraag

Controleer je antwoorden verder (stelling en argument)
timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 2A
Van welk argumentatieschema is er sprake?
A
autoriteit
B
kenmerk of eigenschap
C
vergelijking
D
voorbeeld(en)

Slide 20 - Quizvraag

Opdracht 2B
Van welk argumentatieschema is er sprake?
A
autoriteit
B
kenmerk of eigenschap
C
vergelijking
D
voorbeeld(en)

Slide 21 - Quizvraag

Opdracht 2C
Van welk argumentatieschema is er sprake?
A
autoriteit
B
kenmerk of eigenschap
C
vergelijking
D
voorbeeld(en)

Slide 22 - Quizvraag

Opdracht 2D
Van welk argumentatieschema is er sprake?
A
autoriteit
B
kenmerk of eigenschap
C
vergelijking
D
voorbeeld(en)

Slide 23 - Quizvraag

Opdracht 2E
Van welk argumentatieschema is er sprake?
A
autoriteit
B
kenmerk of eigenschap
C
vergelijking
D
voorbeeld(en)

Slide 24 - Quizvraag

Opdracht 2F
Van welk argumentatieschema is er sprake?
A
autoriteit
B
kenmerk of eigenschap
C
vergelijking
D
voorbeeld(en)

Slide 25 - Quizvraag

Controleer je antwoorden verder (stelling en argument)
timer
1:00

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag!
Huiswerk voor de volgende les

  • Opdracht 3 en 4 (v.a. blz. 44)

Slide 27 - Tekstslide

Bron: syllabus Nederlands vwo eindexamen

Slide 28 - Tekstslide