Soms staat ‘je’ achter de pv, maar is het onderwerp niet ‘je’.
‘Je’ wordt in dat geval gebruikt om een bezit aan te geven. Je schrijft dan de ik-vorm + t.
> Houd jij van geitenmelk?
Jij = onderwerp -> ik-vorm
> Houdt je zus van geitenmelk?
Jouw zus = onderwerp -> ik-vorm + t
> De docent biedt je iets aan.
De docent = onderwerp -> ik-vorm + t