21-22 / Goederen par. 3.1 t/m 3.3

Goederenstroom
Klas 1hodb
Schooljaar 2021-2022
Opleiding Ondernemer Retail
Docent: mevrouw Jansen
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
RetailMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goederenstroom
Klas 1hodb
Schooljaar 2021-2022
Opleiding Ondernemer Retail
Docent: mevrouw Jansen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Inhoud les
  • Uitleg par. 3.1  Soorten voorraad en voorraadniveaus (soorten voorraad / voorraadniveaus / berekenen economische voorraad)
  • Uitleg par. 3.2 Voorraad inventariseren
  • Uitleg par. 3.3 Resultaten van de inventarisatie evalueren
  • Afgewisseld met interactieve vragen en kennis toetsen
 
 

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je leert de verschillende soorten voorraad
  • Je hebt kennis van maximum- en
      minimumvoorraad
  • Je leert de begrippen technische en
      economische voorraad
  • Je leert hoe je de economische voorraad
      moet berekenen
  • Je leert wat er belangrijk is bij inzicht
      hebben in je voorraadniveau

Slide 5 - Tekstslide

Vervolg Lesdoelen:
  • Je hebt na deze les kennis van organiseren en uitvoeren van voorraadinventarisatie
  • Je kent na deze les het belang van onderzoek naar inventarisatie-resultaten, maatregelen n.a.v. inventarisatieresultaat
  • Je kunt de derving en het
     dervingspercentage berekenen


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide



Toelichting
soorten voorraad
  • pijplijnvoorraad
          - voorraad die al wel besteld is bij de leverancier, maar
             waarvan de goederen nog niet zijn geleverd bij de
              winkel
          - ook wel voorinkopen genoemd

  • actievoorraad
           - de goederen voor de geplande acties worden ruim van
               tevoren besteld
           - extra ruimte in het magazijn reserveren voor deze
              goederen

  • seizoenvoorraad
           - denk aan zomer (badkleding) en winter (schaatsen)

  • extra voorraad
           - leverancier geeft korting bij een afname van een hoger
             aantal (kwantum) - kwantumkorting
         

Slide 8 - Tekstslide

Noem twee verschillende soorten voorraad.

Slide 9 - Open vraag

Geef een ander woord voor pijplijnvoorraad.

Slide 10 - Open vraag

Voorraadniveaus = hoogte van de voorraad
  1. Maximumvoorraad 
          - aantal producten dat je maximaal kunt opslaan in het magazijn en in de winkelruimte,
             zonder dat de kosten of het risico te groot worden
          - vaak gebonden aan maximale schapruimte
  2. Minimumvoorraad
          - geen nee-verkoop
          - overbrugging levertijd
          

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Veiligheidsvoorraad
  • Soms schommelingen in de vraag naar een product.
  • Voorraad die afwijkingen in de vraag kan opvangen.
  • Vraag naar een product kan onverwacht groter zijn tijdens
     de levertijd.

Slide 13 - Tekstslide

Vraag
Waarom houd je een maximum- en minimumvoorraad aan?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat is technische voorraad?

Slide 18 - Open vraag

Oefenopgave
  • De waarde van de aanwezige voorraad in een woonwinkel is € 440.000,- 
  • Van deze voorraad is al voor € 210.000,- verkocht aan klanten, maar nog niet geleverd aan de klant
  • Bij de fabrikant van de meubels is een bestelling gedaan voor een bedrag van € 180.000, maar de bestelling is nog niet
     geleverd bij de winkel

 A.
Hoe groot is de technische voorraad?
 B. Hoe groot is de pijplijnvoorraad?
 C. Bereken de economische voorraad

Slide 19 - Tekstslide

Kennis toetsen par. 3.1
Soorten voorraad en voorraadniveaus

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de hoofdfunctie van voorraad?

Slide 21 - Open vraag

Hoe noem je pijplijnvoorraad ook wel?
A
Extra voorraad
B
Voorverkopen
C
Actievoorraad
D
Voorinkopen

Slide 22 - Quizvraag

Hoe zat het ook alweer? 
  • Met de minimumvoorraad overbrug je de levertijd.
  • Een veiligheidsvoorraad is een voorraad die afwijkingen in
     de vraag kan opvangen als die vraag onverwacht groter is
     tijdens de levertijd.

Slide 23 - Tekstslide

Hoe noem je de voorraad waarover je een prijsrisico loopt?
A
Technische voorraad
B
Actievoorraad
C
Maximumvoorraad
D
Economische voorraad

Slide 24 - Quizvraag

Kennisvraag economische voorraad
  • Een sportwinkel heeft 48 voetballen op voorraad in het magazijn.
  • Een voetbalvereniging heeft 13 ballen besteld en betaald, maar haalt de ballen aan het einde
     van de maand pas op in de winkel.
  • Er zijn 25 voetballen besteld bij de leverancier die nog niet zijn geleverd.
  • Vraag: over welke voorraad loopt de sportwinkel een prijsrisico (= economische voorraad).

Slide 25 - Tekstslide

Par. 3.2
Voorraad inventariseren

Slide 26 - Tekstslide

Wat is voorraad inventariseren?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Welke van onderstaande werkzaamheden hoort thuis in stap 1 van het inventarisatieplan (voorbereidingen treffen)?
A
Tellen van de voorraad
B
Controleren of de administratieve voorraad overeenkomt met de technische voorraad
C
Ruim alle artikelen op
D
Derving bespreken met je medewerkers

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

In een bouwmarkt per keer een verschillende productgroep of gangpad inventariseren is een voorbeeld van......
A
integraal inventariseren
B
cyclische inventarisatie
C
steekproefsgewijs inventariseren
D
alle antwoorden zijn fout

Slide 32 - Quizvraag

Voor welke manier van inventariseren kies je?
Hangt af van verschillende factoren:
  • Continue inventarisatie
               - Regelmatig fouten in de voorraadadministratie
               - Veel onbekende derving
  • Steekproef
               - Kun je op vertrouwen als de administratieve voorraad meestal met de werkelijke
                  voorraad overeenkomt
  • Cyclisch
              - In korte tijd de hele voorraad tellen, maar het personeel niet te veel willen belasten

Slide 33 - Tekstslide

Par. 3.3
Resultaten inventariseren

Slide 34 - Tekstslide

Resultaten inventarisatie
  • De inventarisatie maakt duidelijk hoeveel de administratieve voorraad
     afwijkt van de werkelijke voorraad.
  • Het verschil is derving en probeer je zoveel mogelijk te voorkomen.
  • Het verschil tussen administratieve en werkelijke voorraad kun je uitdrukken in procenten = dervingspercentage.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Oefenopgave derving
De administratieve voorraad is € 580.000
De werkelijke voorraad is € 563.000
a. Wat is de derving?
b. Wat is het dervingspercentage?

Slide 37 - Tekstslide

Uitleg oefenopgave derving
  • Derving is € 580.000 - € 563.000 = € 17.000
  • Dervingspercentage is € 17.000 : € 580.000 x 100 = 2,93%
  • Dit betekent dat je 2,93% van wat je aan waarde denkt te
     hebben (volgens de administratieve voorraad) niet hebt.

Slide 38 - Tekstslide

Belang van inventarisatieresultaten onderzoeken
  • Voor iedere winkelier is het belangrijk om derving zoveel
     mogelijk te voorkomen. 
  • Daarom is het belangrijk om de inventarisatieresultaten
     goed te onderzoeken.

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Huiswerk
  • Maken uit je boek H3 opdracht 2 t/m 19 
  • Deze opdrachten horen bij par. 3.1, 3.2 en 3.3 

Slide 42 - Tekstslide