NaKlar Kapitel 2: Voorzetsels met de 4e naamval

Willkommen V2
Woche 40
Wiederholung 1e en 4e naamval
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Willkommen V2
Woche 40
Wiederholung 1e en 4e naamval

Slide 1 - Tekstslide

Voor welk deel van de zin gebruik je de 4e naamval?
timer
1:00
A
gezegde
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp

Slide 2 - Quizvraag

Der Deutschlehrer hat ... Stadtbummel (m) gemacht.
timer
1:00
A
ein
B
einen

Slide 3 - Quizvraag

1e en 4e naamval
1e naamval
  • Gebruik je voor het deel van de zin dat het onderwerp is.
  • Der Lehrer gibt zu viel Hausaufgauben auf.

4e naamval
  • Gebruk je voor het deel van de zin dat het lijdend voorwerp is.
  • Meine Freunde finden den Lehrer zu streng.

Slide 4 - Tekstslide

1e en 4e naamval

Slide 5 - Tekstslide

Voorzetsels met de 4e naamval
durch, für, gegen, ohne, um, bis, entlang

Doel: Ik weet bij welke voorzetsels ik de 4e naamval moet gebruiken.

Slide 6 - Tekstslide

Voorzetsels met de 4e naamval
Na de volgende voorzetsels moet je de vormen van de 4e naamval gebruiken:

Slide 7 - Tekstslide

Voorzetsels met de 4e naamval
LET OP!
Voorzetsels staan vóór het in te vullen woord. Behalve 'entlang' (=langs)

Slide 8 - Tekstslide

gegen
um
bis
ohne
langs
für
durch
entlang
door
voor
tegen
tot
om
zonder

Slide 9 - Sleepvraag

Ohne ... Portemonnaie (o) gehe ich nicht in die Stadt.
timer
1:00
A
ein
B
eine
C
einen

Slide 10 - Quizvraag

Ich bin gegen ... Wind (m) zur Schule gefahren.
timer
1:00
A
der
B
den
C
die

Slide 11 - Quizvraag

... Weg (m) entlang standen viele Zuschauer.
timer
1:00
A
den
B
der

Slide 12 - Quizvraag

Der Autofahrer ist gegen ... Schaufenster (o) gefahren.
timer
1:00
A
der
B
den
C
das

Slide 13 - Quizvraag

Nein, ... (mijn) Kassenzettel habe ich nämlich nicht mehr gefunden.
timer
2:00

Slide 14 - Open vraag

Ist ... (jouw) Taschengeld jetzt schon alle?
timer
2:00

Slide 15 - Open vraag

Voorzetsels met de 4e naamval
Na de volgende voorzetsels moet je de vormen van de 4e naamval gebruiken:

Slide 16 - Tekstslide