Samenvatting voor SE

De belangrijkste dia's
Thema - Samenleving
Deze les...
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

De belangrijkste dia's
Thema - Samenleving
Deze les...

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. De maatschappij
Thema - Samenleving

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regels als wetten
Bijvoorbeeld regels voor verkeer, milieu, huisdieren, eigendom van grond enz.

  • Hier zijn wetten over gemaakt.
  • Geschreven regels gemaakt door de overheid.
  • Wie zich niet aan deze wetten houdt, krijgt straf, een boete bijvoorbeeld.




Overheid
Alle mensen en organisaties die werken in de Nederlandse politiek.
Wie zich niet aan deze wetten houdt, krijgt straf, een boete bijvoorbeeld.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regels als fatsoen
Het is normaal dat je bijvoorbeeld opstaat voor mensen die minder goed ter been zijn in het openbaar vervoer of niet dat je niet door iemand heen praten.

  • Dat noemen we fatsoen.
  • Ben je niet fatsoenlijk, dan krijg je geen boete van de overheid, maar misschien wel straf van je ouders of docent.
  • Maar wie bepaalt wat fatsoenlijk is? En wat is normaal?




Ongeschreven regel
Regels die we belangrijk vinden, maar die niet in een wet opgeschreven staan.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarden
Uitgedrukt in één woord wat voor iemand belangrijk is. 
Bijvoorbeeld: Gezondheid, betrouwbaarheid, eerlijkheid etc.

  • Bij deze waarden horen gedragsregels die mensen maken voor anderen of zichzelf.
  • Deze gedragsregels zijn normen.




Normen
Een gedragsregel. Vaak een uiting van een waarde.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarden en normen
Gezondheid -> Je sport 2 keer in de week.
Betrouwbaarheid -> Je moet afspraken nakomen.
Eerlijkheid -> Je moet de waarheid spreken.





Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belang...
... iets waar je voordeel uithaalt.

  • Doordat mensen van elkaar verschillen, hebben zij niet altijd dezelfde belangen.
  • Je wil bijvoorbeeld muziek luisteren want je wil ontspannen, maar de docent wil dat je luistert en oplet.






Belangentegenstelling
Wanneer verschillende belangen niet met elkaar overeenkomen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Socialisatie
Thema - Samenleving

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aangeboren eigenschappen...
... eigenschappen die je hebt vanaf je geboorte.





Bijvoorbeeld: 

  • Uiterlijke kenmerken 
  • Karakter eigenschappen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aangeleerde eigenschappen
Eigenschappen die je kunt leren.





Bijvoorbeeld: 
  • Een taal 
  • Een sport
  • Iemand begroeten
  • Piano spelen
  • Tekenen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Socialisatie...
... het levenslange proces van omgang met anderen, waardoor iemand zich de cultuur van een groep of samenleving eigen maakt

  • Wanneer mensen met elkaar samenleven, leven ze volgens afgesproken regels
  • Het aanleren van waarden, normen en gewoontes uit je omgeving
  • Wat is fatsoenlijk, welke regels zijn geschreven en welke ongeschreven




Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Socialiserende instituties
Mensen die van invloed zijn op het socialisatieproces.
  • familie
  • vrienden 
  • organisaties 
  • media 
  • de overheid 
  • school
Dit zijn allemaal voorbeelden van socialiserende instituties.




Slide 12 - Tekstslide

Denk aan opvoeding
Social controle
De omgeving reageert op (on)gewenst gedrag door middel van een positieve of negatieve reactie.
Voorbeelden:
  • boze ouders
  • boete van de politie bij een overtreding
  • leerplichtambtenaar die op bezoek komt, door te veel afwezigheid




Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drie manieren om te leren
  1. Imitatie: je doet iets na wat anderen ook doen. 
  2. Identificeren: Jezelf vergelijken met mensen die ouder zijn en een rolmodel voor je zijn. 
  3. Sanctie: belonen en straffen voor goed of afgekeurd gedrag. 






Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Referentiekader
Alles van wat je als persoon met je meedraagt: 
  • je waarden 
  • je normen 
  • je standpunten 
  • je socialisatie 
  • je cultuur 

Met die "bril" kijk jij naar de samenleving.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Cultuur
Thema - Samenleving

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cultuur...
... een groep met gemeenschappelijke kenmerken, zoals...
  • waarden, 
  • normen, 
  • gewoonten, 
  • tradities, 
  • feestdagen.
Dat wat voor iemand belangrijk is. Uitgedrukt in één woord. Bijvoorbeeld: Gezondheid, betrouwbaarheid, gelijkheid etc.
Een gedragsregel. Vaak een uiting van een waarde.
Een handeling die regelmatig terugkeert en waar je niet meer over nadenkt.
Een gewoonte binnen een cultuur die regelmatig terugkeert bij vaste gebeurtenissen.
Een dag in het jaar waarin de samenleving een gemeenschappelijke gebeurtenis viert. Bijvoorbeeld: Koningsdag.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dominante cultuur...
... een overheersende cultuur binnen een samenleving.

  • Overal aanwezig in een samenleving.
  • Grote groep mensen!
  • De Nederlandse cultuur is dominant in Nederland.




Een groep mensen die bij elkaar woont en daarom met elkaar moet omgaan.

Slide 18 - Tekstslide

Denk aan opvoeding
Subculturen...
... een cultuur die bij een kleine groep hoort. Bijvoorbeeld: De Surinaamse gemeenschap of de jeugdcultuur gothics.

  • Kleinere groepen mensen.
  • Om het 'makkelijker' te 
     maken 5 soorten 
     subculturen.




1. Generaties => groep mensen ingedeeld op leeftijd.

2. Etnische subculturen => groep mensen ingedeeld op afkomst (waar kom je vandaan?).

3. Regionale subculturen => groep mensen ingedeeld op regio (streek, stad, dorp, e.d.)

4. Religieuze subculturen => groep mensen ingedeeld op godsdienst.

5. Jeugdculturen => groep jonge mensen ingedeeld op muziek, kleding, straattaal, e.d.
We zijn “groepsdieren” en willen dus niet buiten de groep vallen.

Slide 19 - Tekstslide

Denk aan opvoeding
4. Multiculturele samenleving
Thema - Samenleving

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Multiculturele samenleving
Nederland = een multiculturele samenleving. 

Meerdere (multi) culturen (culturele) die met elkaar samenleven. 

We kijken naar afkomst, etnische subculturen: Surinamers, Marokkanen, Turken, Polen, Indonesiërs en ga zo maar door.




Een samenleving bestaande uit mensen met verschillende afkomsten.
Groep mensen ingedeeld op afkomst (waar kom je vandaan?).

Slide 21 - Tekstslide

Denk aan opvoeding
Integreren
Migranten moeten integreren in de samenleving van de overheid:


  1. Je moet de Nederlandse taal leren.
  2. Je moet een inburgeringsexamen doen.
  3. Je respecteert de Nederlandse waarden en doet mee in onze samenleving.

Eerste en tweede generatie migranten.
Je grotendeels aanpassen aan de dominante cultuur in de samenleving waar je woont, met behoud van je eigen cultuur.
Een migrant is iemand die oorspronkelijk niet uit Nederland komt.
Alle mensen en organisaties die werken in de Nederlandse politiek.
Eerste generatie:
Een immigrant (dus iemand die verhuisd is van land). 

Tweede generatie:
Zijn/haar kinderen zijn tweede generatie migranten).
Nederlanders zijn over het algemeen tolerant = accepteren van migranten dat ze hun eigen cultuur niet zomaar 'wegdoen'.

Andere feestdagen, kleding of religie mogen in de Nederlandse samenleving.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Sociale ongelijkheid
Thema - Samenleving

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kansarm en Kansrijk

Kansarm
  • Minder kansen hebben voor verbetering van je maatschappelijke positie.

Kansrijk
  • Meer kansen hebben voor verbetering van je maatschappelijke positie.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer kansarm of kansrijk?
Er zijn verschillende redenen waarom een persoon kansarm of kansrijk is.
  • Aangeboren eigenschappen: 
     Goed leren, creatief (kansrijk), beperking (kansarmer).
  • Aangeleerde eigenschappen: 
     Goed in sport of muziek (kansrijk), niet leren hoe je je huiswerk moet maken (kansarm).
  • Omgeving: 
     Fijne thuissituatie (kansrijk), onveilige wijk met veel problemen (kansarm).
  • Discriminatie: 
     Gelijke behandeling (kansrijk), je wordt gediscrimineerd (kansarm).

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vooroordelen
  • Diversiteit
Mensen verschillen van elkaar. Bijvoorbeeld: In seksuele voorkeur, bevolkingsgroep, culturele achtergrond en geslacht.

  • Verschillende kansen
Vrouwen minder vaak aangenomen, lager salaris voor zelfde werk, door een beperking niet serieus genomen worden, buitenlandse naam geeft je minder snel een baan. 

  • Negatieve vooroordelen 
Mensen geven een oordeel over iemand op basis van hun gevoel, in plaats van het daadwerkelijk te weten.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Discriminatie
Een gevolg van negatieve vooroordelen is discriminatie. 
Discriminatie is iemand in gelijke gevallen ongelijk behandelen. 
Mensen die discrimineren, handelen naar hun negatieve vooroordeel over een ander.

Eerste artikel in de Grondwet: 
  • Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Minderheden die bevooroordeeld worden
  • Mensen met een lichamelijke beperking. Komen minder makkelijk aan een baan. 
  • Mensen met een buitenlandse achtergrond. Hebben vaak te maken met discriminatie. 
  • De LHBTI’ers vormen een minderheid op het gebied van seksualiteit. Regelmatig heeft deze groep te maken geweld of discriminatie.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Gelijke kansen
Thema - Samenleving

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maatschappelijke positie
Maatschappelijke positie = maatschappelijke ladder
Sociale status => De plek die je inneemt op de maatschappelijke ladder.

Bepalend voor je plaats op de maatschappelijke ladder zijn:
  • inkomen, 
  • opleiding, 
  • functie en/of beroep.


Sociale mobiliteit
Het veranderen van maatschappelijke positie, bijvoorbeeld door een verandering van inkomen, opleiding, beroep of functie.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veranderen maatschappelijke positie
Ben je kansarm of wil je meer in het leven? 
Je kunt je maatschappelijke positie veranderen, maar dit vraagt wel wat van je...

Je best doen
  • Goed je best te doen op school.
  • Bijbaan nemen, je maakt dan meer kans op een goede baan en positie. 
  • Hard werken.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elkaar helpen
  • Familie, buren of vrienden kunnen elkaar helpen met het schrijven van sollicitatiebrieven, een baantje zoeken of oppassen op de kinderen. 
  • Er zijn ook vrijwilligersorganisaties die mensen helpen, bijvoorbeeld met de taal leren.

Hulp vragen/krijgen van de overheid
  • Goedkope huurwoningen voor mensen met minder geld.
  • Een uitkering van de overheid om huur, eten en kleding van te kopen.
  • Iedereen kan gratis naar de basisschool en middelbare school.
  • Geld lenen van de overheid om te kunnen studeren.
  • Wetten en regels die discriminatie tegengaan.




Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies