2. is altijd verbonden met het belangrijkste werkwoord van de zin.
Slide 7 - Tekstslide
Voorzetselvoorwerp
De jongen zorgtvoor zijn oma.
De klas klaagt over de moeilijke toets.
Slide 8 - Tekstslide
Verschil vzv en bwb
Plaats of tijd -> bijwoordelijke bepaling
Kun je het voorzetsel vervangen door een ander voorzetsel, is het een bijwoordelijke bepaling.
Slide 9 - Tekstslide
Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Ik wacht op de trein.
Ik wacht op het station.
Voorzetselvoorwerp: niet letterlijk
Bijwoordelijke bepaling: letterlijk
Slide 10 - Tekstslide
Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt, noem je een bijwoordelijke bepaling.
Slide 11 - Tekstslide
Om de bijwoordelijke bepaling te vinden, stel je de vragen:
waar?= bijwoordelijke bepaling van plaats
wanneer?= bijwoordelijke bepaling van tijd
hoe?= bijwoordelijke bepaling van reden
Slide 12 - Tekstslide
Bepaling van gesteldheid
Vertelt iets over de "gesteldheid"(toestand) van het onderwerp of het lijdend voorwerp.
De partijleider verscheen smalend lachend voor de camera
Tim verft zijn haren groen
Stel de vraag hoe + gezegde + onderwerp/lijdend voorwerp.
Controleer dan of het antwoord iets zegt over zowel het gezegde als over het onderwerp of het lijdend voorwerp. Zo ja, dan is dat een bepaling van gesteldheid.
Slide 13 - Tekstslide
Jamila huilt al de hele dag. Huilt = ...
A
Persoonsvorm
B
Onderwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Lijdend voorwerp
Slide 14 - Quizvraag
Mo geeft zijn zusje een nieuw boek. Zijn zusje =
A
Persoonsvorm
B
Onderwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Lijdend voorwerp
Slide 15 - Quizvraag
Het boek van J.K. Rowling heb ik al weken uit. Het boek = ...
A
Persoonsvorm
B
Onderwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Lijdend voorwerp
Slide 16 - Quizvraag
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Lisanne
heeft
een lieve brief
voor haar oma
geschreven.
Slide 17 - Sleepvraag
Het gros van de deelnemers draait lachend zijn hand om voor de aangereikte opdrachten. Benoem 'lachend'
A
Bijwoordelijke bepaling
B
Bepaling van gesteldheid
C
Voorzetselvoorwerp
Slide 18 - Quizvraag
Archeologen ontdekken na 3000 jaar een gedecoreerd paardengraf in Sudan.
Na 3000 jaar?
A
bijwoordelijke bepaling
B
Bepaling van gesteldheid
C
Voorzetselvoorwerp
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het voorzetselvoorwerp? Er staat een brandweerauto voor ons huis.
A
staat voor
B
voor ons huis
C
ons huis
D
is er niet
Slide 20 - Quizvraag
Zij is erg bang voor spinnen. Wat is het voorzetselvoorwerp?
A
bang voor
B
bang voor spinnen
C
voor spinnen
D
is er niet
Slide 21 - Quizvraag
Ik ben dit keer benieuwd naar de resultaten van de oefening. Wat is het voorzetselvoorwerp?
A
is er niet
B
benieuwd naar
C
naar de resultaten
D
naar de resultaten van de oefening
Slide 22 - Quizvraag
Zij woonde lang in het centrum van Amsterdam. Benoem de bvb('s).
A
van Amsterdam
B
lang
C
lang, van Amsterdam
D
het centrum
Slide 23 - Quizvraag
Wat is de bijwoordelijke bepaling/wat zijn de bijwoordelijke bepalingen in deze zin?
Ik heb alles aan mijn vriendin verteld.
A
aan mijn vriendin
B
ik
C
alles
D
er is in deze zin geen bijwoordelijke bepaling
Slide 24 - Quizvraag
Vandaag hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
Wat is de bijwoordelijke bepaling?
A
Vandaag
B
we
C
de bijwoordelijke bepaling
D
hebben behandeld
Slide 25 - Quizvraag
'De fiscalist verklaarde het bedrijf failliet.' Bepaling van gesteldheid?
Slide 26 - Open vraag
Wat is de bepaling van gesteldheid in de volgende zin: 'Na de lange tocht kwam hij hongerig thuis.'
Slide 27 - Open vraag
Wat is de bijwoordelijke bepaling/wat zijn de bijwoordelijke bepalingen in deze zin?