DM

Diabetes Mellitus 
Diabetes Mellitus                           
11 oktober 2023
                                                                  
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerplegingBeroepsopleiding

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Diabetes Mellitus 
Diabetes Mellitus                           
11 oktober 2023
                                                                  

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke onderwerpen komen aanbod
  • wat is DM
  • type 1 en type 2
  • complicaties
  • hyper en hypo
  • leefstijladvies
  • bloedsuiker meten
  •  insuline toedienen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekend Diabetes Mellitus ?
A
lage suikers
B
val ziekte
C
honingzoete doorstroming
D
suiker zoet

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel Nederlanders
hebben diabetes?

Slide 4 - Woordweb

1,2 miljoen Nederlanders hebben diabetes, dus 1 op de 14 Nederlanders. Iets meer mannen dan vrouwen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk orgaan maakt insuline aan?
A
alvleesklier
B
milt
C
lever
D
galblaas

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide


wat gebeurt er nou bij DM:

wat gebeurt er bij een Hyperglycemie
( hoge suikers)
doordat er geen insuline aanwezig is, kan kunnen de suikers dus niet verplaats worden uit het bloed naar de cellen toe.

Slide 9 - Tekstslide

Bij diabetes type 1 is insuline afwezig en bij diabetes type 2 luistert het lichaam niet meer naar insuline oftewel is het insulineresistent. Hierdoor kan glucose niet meer vanuit het bloed naar de cellen. Wat er gebeurt is dus dat glucose opstapelt in het bloed, wat we hyperglycemie noemen, en dat de cel juist geen glucose meer krijgt voor energie. Daarom wordt ook wel eens gezegd “starvation in the midst of plenty”, oftewel verhongeren in tijdens van overvloed.
Daarnaast kennen we nog een aantal subtypes van diabetes, zoals:
LADA (Latent Autoimmune Diabetes in Adults), een variant van diabetes type 1 die langzamer ontstaat en op oudere leeftijd voorkomt dan de typische diabetes type 1.
MODY, een genetische aandoening waarbij de pancreas onvoldoende insuline kan maken. Hierdoor ontstaat een beeld wat lijkt op diabetes type 2, maar wat zich al uit op jonge leeftijd.
Zwangerschapsdiabetes (diabetes gravidarum). Door zwangerschapshormonen reageert het lichaam vanaf ongeveer de 24e week van de zwangerschap minder goed op insuline, waardoor een beeld van diabetes type 2 ontstaat. Na de zwangerschap gaat het meestal over, alhoewel er een kans van 50% is om op latere leeftijd de ‘echte’ diabetes type 2 te ontwikkelen.
Secundaire diabetes, waarbij de diabetes onderdeel of gevolg is van een andere ziekte zoals een pancreatitis (alvleesklierontsteking, waarbij de plek waar insuline wordt aangemaakt is aangedaan) of een hormoonaandoening die ook invloed heeft op het hormoon insuline.
Iatrogene diabetes (oftewel diabetes veroorzaakt door medisch handelen), meestal door medicatie zoals Prednison. Hierdoor ontstaat insulineresistentie, wat lijkt op het beeld van diabetes type 2.

Slide 10 - Tekstslide

type 1: alvleesklier maakt géén insuline aan.
type2: het lichaam is minder of helemaal niet gevoelig voor insuline

Hyperglycemie = te hoge bloedsuikerwaarde
Hypoglycemie = te lage bloedsuikerwaarde
Polydipsie = veel drinken
Polyurie = veel plassen
Glucosurie = glucose uitplassen
Polyneuropathie = zenuwen zijn op meerdere plekken van het lichaam
 aangetast
Diabetische ketoacidose (DKA) = ernstige complicatie bij diabetes mellitus type 1
Hyperosmolair hyperglycemisch syndroom (HHS) = ernstige complicaties bij diabetes mellitus type 2
Wat is de normaalwaarde van bloedsuiker
als je geen DM hebt?
A
tussen 4 en 8 mmol
B
tussen 4- 10 mmol
C
tussen 4- 6 mmol
D
tussen 4 -15 mmol

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een hypo....
A
is je bloedsuikerspiegel hoger dan 11
B
is je bloedsuikerspiegel lager dan 4
C
is je bloedsuikerspiegel hoger dan 20
D
is je bloedsuikerspiegel lager dan 14

Slide 12 - Quizvraag

hypo is  de BLD lager dan 4
Waardoor stijgt je bloedsuiker?

Slide 13 - Open vraag

door suikers en koolhydraten 
Hyper en Hypo's 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hypo

  • Lage  bloedsuikerspiegel  
  • < 4 mmol/l
  • druivensuiker eten 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hyper

  • hoge bloedsuikerspiegel 
  • > 10 mmol/l
  •  insuline toedienen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Complicaties bij DM
Problemen met hart en bloedvaten, die sneller beschadigd raken.
  • Etalagebenen of pijn op de borst (angina pectoris).
  • Last van de ogen (retinopathie)
  • Neuropathie : Schade aan de zenuwen
  • Mentale klachten
  • Mondproblemen
  • Slechte nachtrust

Slide 18 - Tekstslide

Problemen met hart en bloedvaten, die sneller beschadigd raken.
Bij iedereen die ouder wordt, treedt aderverkalking op in de bloedvaten. Als je te hoge bloedglucosewaarden hebt, gaat dit proces sneller. Na verloop van tijd stroomt er door de vernauwingen in de vaten minder bloed naar de organen. Je kan pijn krijgen in je benen bij het lopen (etalagebenen) of pijn op de borst (angina pectoris).

Last van de ogen (retinopathie)
Diabetes veroorzaakt veel problemen met de (bloed)vaten. Ook met de bloedvaten van het netvlies in de ogen. Dit heet retinopathie. Klachten die je kunt krijgen zijn: wazig, onscherp of troebel zien, oogontstekingen, een branderig gevoel aan de ogen of dubbel zien.

Schade aan de zenuwen, ook wel neuropathie genoemd. Zenuwschade herken je aan pijn, tintelingen, gevoelloosheid, evenwichtsklachten of bijvoorbeeld minder kracht. Diabetes kan in je hele lichaam zenuwen beschadigen. Ook in en rond de maag, waardoor vaak maag- en darmklachten optreden. Diabetes kan invloed hebben op de hersenen, de nieren, de huid en de gewrichten.

Mondproblemen
Als je diabetes hebt ben je gevoeliger voor ontstekingen en is de kans op problemen in de mond groter. Ontstekingen in de mond, zoals parodontitis, kunnen je diabetes ontregelen.

Door diabetesstress, pijn door neuropathie of vaak moeten plassen kan je nachtrust verstoord worden. Slaap je minder goed, dan kan dat leiden tot verstoorde bloedglucosewaarden. Op de lange termijn heeft slecht slapen ook effect op je bloedvaten en organen. Een slechte nachtrust kan ook leiden tot stres

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

stappen even doorlopen a d h van vilans protocollen
Freestyle libre
flash glucose monitoring
  •  Niet meer vingerprikken
  • Elk moment een glucosewaarde
  • Inzicht in bloedsuiker
  • Makkelijk aan te brengen
  • Vergoeding zorgverzekeraar
  • Ouders van kinderen met diabetes kunnen op afstand de glucosewaarde volgen






Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

soorten insuline

Slide 23 - Tekstslide

Een meermaal daags schema kan nodig zijn wanneer u zeer ongevoelig bent voor insuline en daardoor veel insuline nodig heeft. Omdat een grote hoeveelheid insuline op een plek pijnlijker is bij spuiten en langzamer in het bloed wordt opgenomen wordt vaak een maximum van 50 eenheden per injectie aangeraden. Een hoge dosis zal dan over meerdere injecties per dag verdeeld moeten worden.
Met een meermaal daags schema kunt u uw glucosewaarden ook beter sturen. Voor zo'n schema wordt dus vaak gekozen door mensen die flexibel willen kunnen omgaan met het tijdstip waarop ze eten, de hoeveelheid koolhydraten en inspanning.
Waarom bemoeilijkt diabetes de wondgenezing?
A
Diabetes verandert de bloedcirculatie
B
Diabetes veranderd de pijnsensatie en opbouw van de huid
C
Hoge glucosewaarde kan de wondgenezing stagneren.
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom mag je niet stuwen bij een vingerprik?
A
Kapot maken hemoglobine
B
Hemoglobine vermengt zich met witte bloedcellen
C
Komt wondvocht bij opening
D
Wond heelt minder goed

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel eenheden mag je per keer per injectie toedienen?
A
Max. 50 eenheden
B
Max. 60 eenheden
C
Geen maximum
D
Max. 80 eenheden

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Insuline is:
A
Hormoon
B
Medicijn
C
Voedingsstof

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Laatste vraag!

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mw de Vries heeft een bloedsuiker van 3,3 mmol. Wat doe je?
A
Patiënt X heeft een hyperglycemie. Je dient extra insuline toe.
B
Patiënt X heeft een hypoglycemie. Je dient extra insuline toe.
C
Patiënt X heeft een hyperglycemie. Je geeft je patiënt snelle koolhydraten, bijvoorbeeld een Dextro-pil
D
patiënt X heeft een hypoglycemie. Je geeft je patiënt snelle koolhydraten, bijvoorbeeld een Dextro-pil.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is dus insuline?
A
Regelt de glucosestofwisseling
B
Regelt de bloedglucosewaarde
C
Brandstof voor het leveren van energie
D
Een stofje uit voeding; bv. uit banaan

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We zijn er door!

Vragen? 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies