Voor de ontdekking van fossiele brandstof (turf, bruinkool, steenkool, aardolie, teerzand en aardgas) gebruikte men alleen maar biobrandstoffen zoals hout, houtskool, gedroogde uitwerpselen, plantaardige olie of dierlijk vet, die wereldwijd nog steeds gebruikt worden als energiedrager.
De originele auto's van Henry Ford waren gemaakt om op biobrandstof te rijden. Al in 1900 werd door de Otto Company een dieselmotor ontwikkeld die liep op pure plantaardige olie, namelijk pindaolie.[2]
Voordat petroleum, geraffineerd uit aardolie, algemeen beschikbaar kwam was walvistraan een veel gebruikte olie voor olielampen.
Vergisting (= verbranding zonder zuurstof, dus anaeroob: globale reactievergelijking
koolhydraten ---> alcohol (ethanol) + CO2 +water (bioethanol)
koolhydraten -----> methaan + CO2 + water (biogas)
ethanol en methaan zijn energierijke stoffen (in tegenstelling tot CO2)