5. 27 jan: Correct schrijven (5C)

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
  • Oefenboek
Welkom vwo 3
timer
10:00
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
Starten met 10 minuten NUMO

Inlog vergeten?
gebruikersnaam: leerlingnummer: 123456
wachtwoord: j123456
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
  • Oefenboek
Welkom vwo 3
timer
10:00
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
Starten met 10 minuten NUMO

Inlog vergeten?
gebruikersnaam: leerlingnummer: 123456
wachtwoord: j123456

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag maandag 27 januari: 
  • Numo: al gedaan
  • Oefenen met leestekens
  • Huiswerk bespreken
  • Hoofdstuk 5C: stijlfiguren: paradox, retorische vraag, hyperbool, repetitio
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Periode 2 
Oefenboek
Handboek 
Hst 2 Fictie en werkelijkheid 
A, C, D, F 
Taal en Cultuur - Verhalen hst 12
Taalgebruik- hst 19: contaminatie, lange zinnen.
Verhalen - hst 8-10: Plot en andere literaire begrippen 
Hst 5 Vermaken & ontroeren 
A, C, (E), F
Taal & Cultuur - Humor en spot hst 15
Verhalen en gedichten - Beeldspraak hst 16 
Taalgebruik- hst 18: paradox, retorische vraag, hyperbool, repetitio
Werkwoordspelling B
Hoofdletters en leestekens D
Taalverzorging - Werkwoordspelling hst 5 
Taalverzorging -  Hoofdletters en Leestekens - hst 8, 9

Planning periode 2

Slide 3 - Tekstslide

Leestekens

Nodig: pen + schrift

Schrijf de volgende zin over in je schrift, maar voeg op de juiste plekken hoofdletters en leestekens toe.

Slide 4 - Tekstslide

Voeg hoofdletters en leestekens toe
natalie en maarten kochten een fles whiskey voor paar euro bleek honderden euro's waard
in zijn vrije uren helpt maarten met het opzetten van het plantenvoedingsbedrijf van natalie zo staan we ook weleens samen op een markt of moestuinbeurs vertelt het stel in het ad van 13 januari 2025
timer
4:00

Slide 5 - Tekstslide

Kijk na
Natalie en Maarten kochten een fles whiskey voor paar euro: Bleek honderden euro's waard.
In zijn vrije uren helpt Maarten met het opzetten van het plantenvoedingsbedrijf van Natalie. "Zo staan we ook weleens samen op een markt of moestuinbeurs", vertelt het stel in het AD van 13 januari 2025

Slide 6 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
  • Ironisch 
  • Sarcastisch

Slide 7 - Tekstslide

3 vormen van spot:
Kritiek wordt op een grappige manier verpakt door:
  1. Ironie
  2. Sarcasme
  3. Cynisme
Deze vormen van spot zijn moeilijker te begrijpen op papier dan in spraak. 
Deze moet je kennen, kijk terug naar je aantekeningen!

Slide 8 - Tekstslide

1. Ironie:
  • Milde vorm van spot
  • Tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt
"Goh, wat een lekker weer!" > voor als het slecht weer is.

2. Sarcasme:
  • Bijtende vorm van spot die bedoeld is om te kwetsen
  • Vriendelijk = ironisch, Negatief = sarcastisch
"Jij hebt goed geleerd!" > zegt een leerling tegen je als je niet zo'n goed cijfer hebt.

3. Cynisme:
  • Spottende en neerbuigende houding over de mensheid en de wereld
  • Geen vertrouwen en een negatieve kijk op de wereld
"Waarom zou ik nog gaan leren? Ik haal toch wel een 2!" > zegt een leerling boos. 

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 9 (oefenboek pg 81)
9a Goed bedacht. Je bent een ware Einstein. 
  • a Ironisch: wanneer de docent zich realiseert dat je een antwoord aan het voorlezen bent van het bord. Je bedoelt dus het omgekeerde. 
  • Sarcastisch: wanneer een groepje leerlingen iemand pest omdat diegene altijd hoge cijfers haalt.
9b. Hij is het braafste jongetje van de klas. 
  • b Ironisch: wanneer je ouders aan tafel horen wat voor kattenkwaad je hebt uitgehaald op school. Je bedoelt dus het omgekeerde. 
  • Sarcastisch: wanneer je boos bent op iemand omdat diegene je heeft verklikt bij de docent.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 9 (oefenboek pg 81)
9c. Wat moest ik zonder jou? 
  • c Ironisch: wanneer je te laat komt op school doordat je vriendin zich weer eens verslapen heeft. Je bedoelt dus het omgekeerde. 
  • Sarcastisch: wanneer je boos bent op iemand omdat die niks gedaan heeft voor een  groepsopdracht.

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdstuk 5C: stijlfiguren
  1. paradox 
  2. retorische vraag
  3. hyperbool
  4. repetitio
  5. drieslag

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen les
  1. Ik ken en herken 4 stijlfiguren. 
  2. Ik kan zelf stijlfiguren uit een tekst halen. 
  3. Ik kan uitleggen waarom bepaalde stijlfiguren op die plaats gebruikt worden. 


Slide 13 - Tekstslide

Nodig:
Pen en papier: 

Aantekeningen maken!



Slide 14 - Tekstslide

1. Paradox
Een zogenaamde tegenstelling.





Slide 15 - Tekstslide

1. Paradox
Een zogenaamde tegenstelling.





Voorbeeld: 

Winkelmedewerker tegen kinderen: 
"Kalm aan, en snel een beetje!"

Slide 16 - Tekstslide

1. Paradox
Een zogenaamde tegenstelling.





Voorbeeld: 

Je moet eerst verliezen om te winnen.

Slide 17 - Tekstslide

2. Retorische vraag
 Een vraag waarbij het niet de bedoeling is dat iemand antwoord geeft.


Slide 18 - Tekstslide

2. Retorische vraag
 Een vraag waarbij het niet de bedoeling is dat iemand antwoord geeft.


Bijvoorbeeld:

Docent: "Hoe vaak moet ik nu nog zeggen dat je niet door me heen moet praten?"

Slide 19 - Tekstslide

2. Retorische vraag
Een vraag waarbij het niet de bedoeling is dat iemand antwoord geeft.

Bijvoorbeeld:

"Wie wil er nou niet gelukkig worden?"

Slide 20 - Tekstslide

3. Hyperbool
Een sterke overdrijving


Slide 21 - Tekstslide

3. Hyperbool
Een sterke overdrijving


Bijvoorbeeld:

Ik heb eeuwen op je staan wachten.

Slide 22 - Tekstslide

3. Hyperbool
Een sterke overdrijving


Bijvoorbeeld:

Mijn zusje huilt een zwembad vol tranen om haar lage toetscijfer. 

Slide 23 - Tekstslide

4. Repetitio
Een herhaling van een woord of woordgroep.

Slide 24 - Tekstslide

4. Repetitio
Een herhaling van een woord of woordgroep.

Bijvoorbeeld:

In de zomer naar het hete Italië? Heet!

Slide 25 - Tekstslide

4. Repetitio
Een herhaling van een woord of woordgroep.

Bijvoorbeeld:

Om een marathon te kunnen lopen moet je trainen, trainen en nog eens trainen. 

Slide 26 - Tekstslide

5. Drieslag
Een opsomming van minstens drie verschillende elementen.

Slide 27 - Tekstslide

5. Drieslag
Een opsomming van minstens drie verschillende elementen.

Bijvoorbeeld:

We hebben gelachen, gedanst en genoten.

Slide 28 - Tekstslide

5. Drieslag
Een opsomming van minstens drie verschillende elementen.

Bijvoorbeeld:

Ik voel me ziek, zwak en misselijk.

Slide 29 - Tekstslide

Hoofdstuk 5C: stijlfiguren
Oefenen
  1. paradox 
  2. retorische vraag
  3. hyperbool
  4. repetitio
  5. drieslag

Slide 30 - Tekstslide

1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!

1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!

timer
8:00
Kies uit: 
  • paradox
  • retorische vraag

  • hyperbool
  • repetitio
  • drieslag
Schrijf de antwoorden in je schrift.

Slide 31 - Tekstslide

1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!

1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
  • paradox
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
  • retorische vraag
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
  • hyperbool
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
  • paradox
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
  • repetitio
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
  • drieslag
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!
  • repetitio 

Antwoorden bespreken

Slide 32 - Tekstslide

1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!

8. De enige constante is verandering.
9. We hebben gewerkt, gestreden en uiteindelijk gewonnen.
10. Wat zou jij doen als je alles had wat je wilde?
11. Ik heb je al honderd keer gezegd dat je dat moet doen!
12. Ik wil je nu, ik wil je altijd!
13. Deze tas weegt tonnen!
14. Ze is mooi, slim en charmant.


timer
6:00
Kies uit: 
  • paradox
  • retorische vraag

  • hyperbool
  • repetitio
  • drieslag
Schrijf de antwoorden in je schrift.

Slide 33 - Tekstslide

1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!

8. De enige constante is verandering
  • paradox
9. We hebben gewerkt, gestreden en uiteindelijk gewonnen.
  • drieslag
10. Wat zou jij doen als je alles had wat je wilde?
  • retorische vraag
11. Ik heb je al honderd keer gezegd dat je dat moet doen!
  • hyperbool
12. Ik wil je nu, ik wil je altijd!
  • repetitio
13. Deze tas weegt tonnen!
  • hyperbool
14. Ze is mooi, slim en charmant.
  • drieslag

Antwoorden bespreken

Slide 34 - Tekstslide

Aan de slag
vwo:
Oefenboek pg 93, opdracht 1
Oefenboek pg 142, opdracht 5a-b

Slide 35 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
Stijlfiguren: 
paradox
retorische vraag
hyperbool
repetitio
drieslag

Slide 36 - Tekstslide