Week 9 Opvallend schrijven hst 5C herhalen

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
Op tafel:  leesboek, hand- en oefenboek Kern, map,  pen, laptop
(telefoon in tas, oortjes uit, jas uit... je weet wat je moet doen )
Ga zitten en ga lezen in je leesboek

Slide 2 - Tekstslide

                               

                          Lekker lezen! 

Slide 3 - Tekstslide

Agenda 
1. Boek lezen (ca 10 min) (ik check Numo)
2.Ophalen: paradox, retorische vraag, hyperbool en repetitio (hst 18, bij 5C)
3. Check nablijven: Numo (4 uur?)



Slide 4 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:

(Her)Ken je de vier stijlfiguren paradox, hyperbool, repetitio en retorische vraag, kun je het effect ervan benoemen en gebruiken om bestaande teksten opvallender te maken

Slide 5 - Tekstslide

Periode 2 - geen 16 idd
Oefenboek
Handboek 
Hst 2 Fictie en werkelijkheid 
A, B, C, D (F zelf doen)
Taal en Cultuur - Verhalen hst 12
Taalgebruik- hst 15, 18, 19 
Verhalen - Plot en andere literaire begrippen hst 8-10 
Hst 5 Vermaken & ontroeren 
A, C (F zelf doen)  
Taal & Cultuur - Humor en spot hst 15
Taalgebruik- hst 15, 18, 19 

Werkwoordspelling B => Numo
Hoofdletters en leestekens D
Taalverzorging - Werkwoordspelling hst 5 
Taalverzorging -  Hoofdletters en Leestekens - hst 8, 9
+ Numo

Slide 6 - Tekstslide

Mee naar PTO

- woordenboek Nederlands (KUN JE NIET MEER LENEN)
- woordenboek eigen taal - Ne
- je leesboek 
- laptop

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdstuk 5C Stijlfiguren (hst 18, blz. 78)

  1. paradox 
  2. retorische vraag
  3. hyperbool
  4. repetitio
  5. drieslag

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een paradox ook weer?

Slide 9 - Open vraag

1. Paradox
Een zogenaamde tegenstelling.
Voorbeeld:

Hoe meer keuzes we hebben, hoe moeilijker het wordt om een beslissing te nemen.
"Dit is een leugen." (Want: als deze uitspraak waar is, dan is het een leugen, maar als het een leugen is, dan is het waar)







Slide 10 - Tekstslide

Wat is een retorische vraag ook weer?

Slide 11 - Open vraag

2. Retorische vraag
 Een vraag waarbij het niet de bedoeling is dat iemand antwoord geeft.

Wie wil er nu niet gelukkig zijn?
Hoe vaak moet ik het nog zeggen?


Slide 12 - Tekstslide

Wat is een hyperbool ook weer?

Slide 13 - Open vraag

3. Hyperbool
Een sterke overdrijving

Zij is sterker dan een beer!" 
"Dit boek is zo spannend dat ik het in één adem heb uitgelezen!" 





Slide 14 - Tekstslide

Wat is een repetitio ook weer?

Slide 15 - Open vraag

4. Repetitio
Een herhaling van een woord of woordgroep.

We hebben dat enkel en alleen gedaan omdat zij dat wilde. 
We moeten vechten voor onze rechten, vechten voor onze toekomst, vechten voor onze kinderen!

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een drieslag ook weer?

Slide 17 - Open vraag

5. Drieslag
Een opsomming van minstens drie verschillende elementen.

Bloed, zweet en tranen.
Leren, groeien, bloeien.
Vrede, liefde en harmonie.
Eten, drinken, en genieten.




Slide 18 - Tekstslide

Waarom gebruiken schrijvers deze stijlfiguren?

Slide 19 - Open vraag


Kijk naar bladzijde 79 handboek

Slide 20 - Tekstslide

Schrijf een korte tekst met daarin een retorische vraag over het weer

Slide 21 - Open vraag

Is het niet ongelooflijk hoe snel het weer kan omslaan, van stralende zon naar een stortbui?

Wie kan er nu ontkennen dat een frisse bries op een warme zomerdag heerlijk is?

Wat is er beter dan een knusse avond binnen met een boek terwijl de regen tegen de ramen tikt?

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf een korte tekst met daarin een hyperbool over het weer

Slide 23 - Open vraag

De wind blies zo fel dat het leek alsof het de bomen uit de grond wilde trekken!

Het was zo heet vandaag dat je een ei kon bakken op mijn auto. 

Het was zo koud vanochtend, dat ik als een soort sneeuwpop aankwam op school.


Slide 24 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
Stijlfiguren: 
paradox
retorische vraag
hyperbool
repetitio
drieslag

Slide 25 - Tekstslide

1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!

1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
  • paradox
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
  • retorische vraag
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
  • hyperbool
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
  • paradox
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
  • repetitio
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
  • drieslag
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!
  • repetitio 

Welke? Zo antwoorden bespreken

Slide 26 - Tekstslide

1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!

8. De enige constante is verandering.
9. We hebben gewerkt, gestreden en uiteindelijk gewonnen.
10. Wat zou jij doen als je alles had wat je wilde?
11. Ik heb je al honderd keer gezegd dat je dat moet doen!
12. Ik wil je nu, ik wil je altijd!
13. Deze tas weegt tonnen!
14. Ze is mooi, slim en charmant.


timer
6:00
Kies uit: 
  • paradox
  • retorische vraag

  • hyperbool
  • repetitio
  • drieslag
Schrijf de antwoorden in je schrift.

Slide 27 - Tekstslide

1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!

8. De enige constante is verandering
  • paradox
9. We hebben gewerkt, gestreden en uiteindelijk gewonnen.
  • drieslag
10. Wat zou jij doen als je alles had wat je wilde?
  • retorische vraag
11. Ik heb je al honderd keer gezegd dat je dat moet doen!
  • hyperbool
12. Ik wil je nu, ik wil je altijd!
  • repetitio
13. Deze tas weegt tonnen!
  • hyperbool
14. Ze is mooi, slim en charmant.
  • drieslag

Antwoorden bespreken

Slide 28 - Tekstslide