Week 8 Opvallend schrijven hst 5C

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
Op tafel:  leesboek, hand- en oefenboek Kern, map,  pen, laptop
(telefoon in tas, oortjes uit, jas uit... je weet wat je moet doen )
Ga zitten en ga lezen in je leesboek

Slide 2 - Tekstslide

                               

                          Lekker lezen! 

Slide 3 - Tekstslide

Agenda 
1. Boek lezen (ca 10 min) (ik check Numo)
2. Uitleg stijlfiguren: paradox, retorische vraag, hyperbool en repetitio (hst 18, bij 5C)
4. Zelf aan de slag
5. Check nablijven: Numo (4 uur?)



Slide 4 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:

(Her)Ken je de vier stijlfiguren paradox, hyperbool, repetitio en retorische vraag, kun je het effect ervan benoemen en gebruiken om bestaande teksten opvallender te maken

Slide 5 - Tekstslide

Periode 2 
Oefenboek
Handboek 
Hst 2 Fictie en werkelijkheid 
A, B, C, D E, (F zelf doen)
Taal en Cultuur - Verhalen hst 12
Taalgebruik- hst 14-19 
Verhalen - Plot en andere literaire begrippen hst 8-10 
Hst 5 Vermaken & ontroeren 
A, C (F)  
Taal & Cultuur - Humor en spot hst 15, 18
Verhalen en gedichten - Beeldspraak hst 16 
Taalgebruik- hst 14-19 
Werkwoordspelling B
Hoofdletters en leestekens D
Taalverzorging - Werkwoordspelling hst 5 
Taalverzorging -  Hoofdletters en Leestekens - hst 8, 9
+ Numo

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdstuk 5C Stijlfiguren (hst 18, blz. 78)

  1. paradox 
  2. retorische vraag
  3. hyperbool
  4. repetitio
  5. drieslag

Slide 7 - Tekstslide

1. Paradox
Een zogenaamde tegenstelling.
Voorbeeld:

Winkelmedewerker tegen kinderen:
"Kalm aan, en snel een beetje!"
Of
Je moet eerst verliezen om te winnen.





Slide 8 - Tekstslide

2. Retorische vraag
 Een vraag waarbij het niet de bedoeling is dat iemand antwoord geeft.

Bijvoorbeeld:

Docent: "Hoe vaak moet ik nu nog zeggen dat je niet door me heen moet praten?"


Slide 9 - Tekstslide

3. Hyperbool
Een sterke overdrijving
Bijvoorbeeld: 

Ik heb eeuwen op je staan wachten.

Mijn zusje huilt een zwembad vol tranen om haar lage toetscijfer. 


Slide 10 - Tekstslide

4. Repetitio
Een herhaling van een woord of woordgroep.
Bijvoorbeeld:

Om een marathon te kunnen lopen moet je trainen, trainen en nog eens trainen. 

In de zomer naar het hete Italië? Heet!

Slide 11 - Tekstslide

5. Drieslag
Een opsomming van minstens drie verschillende elementen.
Bijvoorbeeld:

Ik voel me ziek, zwak en misselijk.
We hebben gelachen, gedanst en genoten.

Slide 12 - Tekstslide

1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!

1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
  • paradox
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
  • retorische vraag
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
  • hyperbool
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
  • paradox
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
  • repetitio
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
  • drieslag
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!
  • repetitio 

Welke? Zo antwoorden bespreken

Slide 13 - Tekstslide

1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!

8. De enige constante is verandering.
9. We hebben gewerkt, gestreden en uiteindelijk gewonnen.
10. Wat zou jij doen als je alles had wat je wilde?
11. Ik heb je al honderd keer gezegd dat je dat moet doen!
12. Ik wil je nu, ik wil je altijd!
13. Deze tas weegt tonnen!
14. Ze is mooi, slim en charmant.


timer
6:00
Kies uit: 
  • paradox
  • retorische vraag

  • hyperbool
  • repetitio
  • drieslag
Schrijf de antwoorden in je schrift.

Slide 14 - Tekstslide

1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!

8. De enige constante is verandering
  • paradox
9. We hebben gewerkt, gestreden en uiteindelijk gewonnen.
  • drieslag
10. Wat zou jij doen als je alles had wat je wilde?
  • retorische vraag
11. Ik heb je al honderd keer gezegd dat je dat moet doen!
  • hyperbool
12. Ik wil je nu, ik wil je altijd!
  • repetitio
13. Deze tas weegt tonnen!
  • hyperbool
14. Ze is mooi, slim en charmant.
  • drieslag

Antwoorden bespreken

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag
vwo:
Oefenboek pg 93, opdracht 1

Als je klaar bent:
Oefenboek pg 142, opdracht 5a-d

Slide 16 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
Stijlfiguren: 
paradox
retorische vraag
hyperbool
repetitio
drieslag

Slide 17 - Tekstslide