Fictie week 38 2C les 1

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag

Fictie

  1. 10 min stil lezen

  2. Huiswerk nakijken 
  3. Waarom is lezen belangrijk
  4. Uitleg fictie H7
  5. Opdrachten maken 


Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 


Ik weet wat fictie en non-fictie is. 

Ik kan aan de titel, de voorkant of een korte beschrijving van het boek herkennen of het om fictie of non-fictie gaat. 

Slide 3 - Tekstslide

Stil lezen......
......en dan is het echt stil!

timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling vorige les

Ik heb jullie de werkwoordspelling uitgelegd: PV VT/TT en VD

Jullie hebben opdrachten uit het boek gemaakt: werkwoordspelling

Wanneer gebruik je 'T Sexy FoKSCHaaP?

De toets is gepland. Binnenkort gaan we weer verder met werkwoordspelling. 




Slide 5 - Tekstslide

De lessen fictie

Slide 6 - Tekstslide

Waarom denken jullie dat lezen belangrijk is?

Slide 7 - Open vraag

Waarom is lezen belangrijk
Algemene vaardigheden

  • Het lezen van een boek kan je leren om te blijven concentreren.
  • Onbewust vergroot je je woordenschat. Daarnaast leer je hoofd- en bijzaken van elkaar te scheiden; je hoeft alleen te onthouden wat belangrijk is voor het verhaal en niet welke kleur jas een personage draagt. 

Maar er is meer.........

Slide 8 - Tekstslide

Waar is lezen nog meer goed voor
Je leert jezelf beter kennen!

Als lezer verplaats je je in een ander. Als een personage boos of verdrietig is, ervaar je die emotie ook als lezer en kan je die herkennen als je ze zelf voelt. 

Door de kennismaking met situaties en werelden die je nog niet kent, ontdek je hoe het leven er in andere omstandigheden uit kan zien. Je leert bijvoorbeeld hoe het is om een in andere cultuur te leven. 

De pubertijd is dé levensfase waarin jij op zoek gaat naar je eigen identiteit. Wie ben ik? Wie ben jij? Je onderscheidt je en ontdekt wat wel en niet bij je past. Hoe ga je ermee om als je je anders voelt dan er van je verwacht wordt? Op wie word je verliefd en op wie niet? Wie kun je in vertrouwen nemen? Is er iets mis met je als je je niet op je gemak voelt in een bepaalde groep? Dit zijn onderwerpen waar veel jeugdboeken over gaan. Ze zorgen voor herkenning en helpen je bij het vinden van antwoorden op de vragen waar je mee zit.

Slide 9 - Tekstslide

Fictie
Een voorbeeld van een niet-realistische fictie is een fantasyroman, waarin nietbestaande wezens voorkomen.

Slide 10 - Tekstslide

Non-fictie

Tegenover fictie staat non-fictie. Dit zijn niet-verzonnen teksten zoals een nieuwsbericht of een geschiedenisboek. Ook jouw lesboek Nederlands is non-fictie. 

Ze hebben als doel je te informeren.

Slide 11 - Tekstslide

Fictie en non-fictie
Fictie = alles wat verzonnen is.
Fictie die 'net echt' is, noemen we realistisch.

Fictie die niet waar kan zijn, noemen we niet-realistisch
Voorbeelden: leesboeken, strips, toneelstukken

Non-fictie = alles wat niet verzonnen is. 
Voorbeelden: schoolboeken, nieuwsberichten, enz.

Slide 12 - Tekstslide

Fictie of non-fictie?

Slide 13 - Tekstslide

Fictie of non-fictie?
Fictie of non-fictie?

Slide 14 - Tekstslide


A
fictie
B
non-fictie

Slide 15 - Quizvraag


A
fictie
B
non-fictie

Slide 16 - Quizvraag


A
fictie
B
non-fictie

Slide 17 - Quizvraag

fictie of non-fictie
A
fictie
B
non-fictie

Slide 18 - Quizvraag

Fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 19 - Quizvraag

Vormen van fictie zijn:
timer
0:10
A
Strips, gedichten, korte verhalen, series, films, musicals
B
Kookboeken, reisgidsen, informatiefolders
C
Kranten, tijdschriften, posters

Slide 20 - Quizvraag

Voorbeelden van non-fictie zijn:

timer
0:10
A
Schoolboeken / krantenartikelen
B
De musical 'Cats'
C
Sprookjes / stripverhalen
D
Boeken van Carry Slee

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag

Maken H7 blz. 18 opdracht 1 t/m 5. Je mag overleggen met elkaar, maar houd het rustig. 

Dit is tevens huiswerk voor de volgende les. 


Slide 22 - Tekstslide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald?





Beantwoord de vragen in de volgende twee dia's. 

Slide 23 - Tekstslide

Leg uit wat fictie is en noem een voorbeeld.

Slide 24 - Open vraag

Leg uit wat non-fictie is en noem twee voorbeelden van realistische en niet-realistische fictie.

Slide 25 - Open vraag

Hoe ging deze les?

Wat heb je geleerd vandaag?

Wat vond je leuk aan deze les? 

Heeft iemand vragen?

Slide 26 - Tekstslide

Volgende les


  • Je gaat een fictietekst lezen en oefent met het herkennen van fictie en non-fictie. 

  • Je neemt je leesboek mee. 

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk

Maken H8 blz 35 opdracht 1, 2, 3 en 5 (4 mag je overslaan)

Slide 28 - Tekstslide