Kies een tekst

Welkom 1C
Start met H4.3 opdracht 16. Eerst de leertekst lezen! Maak samen met je buur een zin. 
Spullen klaarleggen.
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom 1C
Start met H4.3 opdracht 16. Eerst de leertekst lezen! Maak samen met je buur een zin. 
Spullen klaarleggen.

Slide 1 - Tekstslide

Leg uit:
Signaalwoord van tijdsvolgorde.
H4.3 opdr 16

Slide 2 - Tekstslide

Planning
Periode 3: Nog 9 lesweken
16 en 17 mei
Lezen H4.3
5 t/m 9 juni
toets schrijfvaardigheid
3 t/m 7 juli
toets leesvaardigheid
10 t/m 14 juli
Afsluitende week
17 t/m 21 juli
inhaalweek, rapport ophalen

Slide 3 - Tekstslide

Kies een tekst
Je ziet 3 introducties op een tekst. 
Welke tekst wil je lezen?

Lees de tekst en maak de bijbehorende opdrachten. Nakijken en laten zien.

Slide 4 - Tekstslide

Tekst 1
Jonge dj’s leren draaien op ADE

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Tekst 2
Goalball

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Tekst 3
Jeugd Olympische Spelen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Welke tekst kies je?

Slide 11 - Tekstslide

Presentatie = Huiswerk
Woensdag 17 mei
PowerPointpresentatie: 3 of 4 dia's
Waar gaat de tekst over?
Informeren of amuseren?
Lesdoel uitleggen: signaalwoorden of verwijswoorden.

Slide 12 - Tekstslide

Stillezen
25 minuten
Ga lekker zitten
Je stoort niemand
Veel plezier!

Slide 13 - Tekstslide

Welkom 1C
Spullen klaarleggen.
Werkboek, schrift, agenda.

Slide 14 - Tekstslide

Planning van deze les
Start met nakijken opdrachten werkboek H4.3
Is je PPP helemaal in orde?
Hebben jullie afgesproken wie wat presenteert?
Klaar? Stillezen.

Slide 15 - Tekstslide

Doel van deze les
Na deze les weet je wat:
  • verwijswoorden zijn en hoe je die gebruikt.
  • signaalwoorden van opsomming zijn 
  • signaalwoorden van tegenstelling zijn 
  • Hoe de moeilijke woordenwijzer werkt

Slide 16 - Tekstslide

Presentatie 1
Jonge dj's draaien op ADE
Luuk, Anne en Gijs


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Waar let je op?
Begrijp je wat signaalwoorden van tegenstelling zijn en waarom je ze gebruikt?

Maak aantekeningen voor jezelf
Is het niet duidelijk? Stel vragen!

Slide 22 - Tekstslide

Presentatie 2
Goallball

Aaliyah, Maxime en Senna

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Waar let je op?
Begrijp je wat signaalwoorden van opsomming zijn en waarom je ze gebruikt?

Maak aantekeningen voor jezelf
Is het niet duidelijk? Stel vragen!

Slide 30 - Tekstslide

Waar let je op?
Begrijp je wat hoe je de moeilijke woordenwijzer gebruikt?

Maak aantekeningen voor jezelf
Is het niet duidelijk? Stel vragen!

Slide 31 - Tekstslide

Presentatie 3
Bjarne doet mee aan de Jeugd Olympische spelen 

Diek, Emma, Iris

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Waar let je op?
Begrijp je wat verwijswoorden zijn en
waarom je ze gebruikt?

Maak aantekeningen voor jezelf
Is het niet duidelijk? Stel vragen!

Slide 37 - Tekstslide

Verwijswoorden
Woorden die verwijzen naar één of meer woorden in de tekst, soms zelfs naar een hele zin.
Een schrijver gebruikt verwijswoorden, zodat hij niet steeds dezelfde woorden hoeft te gebruiken. Daardoor leest een tekst prettiger.

Slide 38 - Tekstslide

Voorbeeld:
De hond van Jason heeft vrijdag een duur foutje gemaakt.
Hij heeft een portemonnee met tweeduizend euro opgegeten.


Slide 39 - Tekstslide

Voorbeeld:
De hond van Jason heeft vrijdag een duur foutje gemaakt.
Hij heeft een portemonnee met tweeduizend euro opgegeten.
Vraag: wie heeft een portemonnee met tweeduizend euro opgegeten?
Antwoord: de hond van Jason.
Hij verwijst dus naar de hond van Jason.

Slide 40 - Tekstslide

Doel behaald?
Na deze les weet je wat:
  • verwijswoorden zijn
  • signaalwoorden van opsomming
  • signaalwoorden van tegenstelling
  • Hoe de moeilijke woordenwijzer werkt

Slide 41 - Tekstslide