2.8 spelling

2.8 spelling
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

2.8 spelling

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
Spelling h1

Huiswerk
1.8 opdracht 3, 5, 6, 7, 8 en 10 (digitaal)
Zijn er nog vragen?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van de les
- weet je het verschil tussen de pv en het vd;
- weet je hoe je de komma moet gebruiken;
- weet je hoe je een zn in het meervoud moet schrijven

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Maken (zelfstandig)
Werkboek blz. 161
opdracht 2
timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

PV of VD?
Zet de zin in de verleden tijd en de PV verandert.

Ik begrijp wel dat mijn klasgenoot de stof niet meer herhaalt.

Ik begreep wel dat mijn klasgenoot de stof niet meer herhaalde.

Slide 6 - Tekstslide

Heb je mijn mail al [beantwoord]?
Klik aan of het woord tussen [haakjes] een persoonsvorm of voltooid deelwoord is.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 7 - Quizvraag

Hij is al lang [verhuisd].
Klik aan of het woord tussen [haakjes] een persoonsvorm of voltooid deelwoord is.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 8 - Quizvraag

Heeft hij je appje al [beantwoord]?
Klik aan of het woord tussen [haakjes] een persoonsvorm of voltooid deelwoord is.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 9 - Quizvraag

Ik [word] door mijn moeder naar huis gebracht.
Klik aan of het woord tussen [haakjes] een persoonsvorm of voltooid deelwoord is.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 10 - Quizvraag

[Gelooft] de leraar jouw smoesje?
Klik aan of het woord tussen [haakjes] een persoonsvorm of voltooid deelwoord is.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 11 - Quizvraag

Komma (hh)
Een komma gebruik je:
- tussen twee gezegdes in een samengestelde zin;
- in een opsomming;
tussen twee bijvoeglijk naamwoorden;
- bij woorden als toch, ja, hoor en oké.

Slide 12 - Tekstslide

Komma
- Voor een voegwoord, als dat midden in je zin staat.
Op zijn eerste stagedag gaat hij extra vroeg naar huis, zodat hij op tijd op het adres verschijnt.

Slide 13 - Tekstslide

Meervoud van ZN

Slide 14 - Tekstslide

Meervoud van ZN

Slide 15 - Tekstslide

Meervoud van ZN

Slide 16 - Tekstslide

Maken
2.8 opdracht 6, 9, 10a, 

Klaar?
- Maak het werkblad van spelling

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide