In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
2.1 Welke inkomsten en uitgaven heb je?
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
In deze les leer je:
1. Welke soorten inkomens er zijn
2. Waarom inkomens verschillen
Slide 2 - Tekstslide
Maken: opdracht 1 t/m 6
op pagina 42 - 43
Slide 3 - Tekstslide
Opdracht 1
Slide 4 - Tekstslide
Tussen 2016 en 2010 stegen gemiddeld alle / de meeste inkomsten van scholieren
A
alle
B
meeste
Slide 5 - Quizvraag
In euro's zijn de inkomsten uit zakgeld / kleedgeld / bijbaantje / vakantiewerk het meest gestegen
A
zakgeld
B
kleedgeld
C
bijbaantje
D
vakantiewerk
Slide 6 - Quizvraag
Het percentage scholieren met een bijbaantje was in 2020 hoger / lager dan in 2016
A
hoger
B
lager
Slide 7 - Quizvraag
De totale inkomsten van scholieren zijn gemiddeld met 21% / 28% / 31% gestegen.
A
21%
B
28%
C
31%
Slide 8 - Quizvraag
Opdracht 2
De meeste scholieren hebben een inkomen uit arbeid / inkomen uit bezit / overdrachtsinkomen
Slide 9 - Tekstslide
Opdracht 2
De meeste scholieren hebben een inkomen uit arbeid / inkomen uit bezit / overdrachtsinkomen
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht 3
Dennis en Marian krijgen naast hun salaris ieder kwartaal kinderbijslag. Op hun spaarrekening ontvangen ze jaarlijks rente. Zet achter ieder inkomensvorm het juiste voorbeeld bij Dennis en Marian
Slide 11 - Tekstslide
Inkomen uit arbeid: salaris
Inkomen uit bezit: rente
Inkomen uit overdracht: kinderbijslag
Slide 12 - Tekstslide
Opdracht 4.
Geef een voorbeeld van loon in natura voor iemand die in een bioscoop werkt.
Slide 13 - Tekstslide
Opdracht 4.
Geef een voorbeeld van loon in natura voor iemand die in een bioscoop werkt.
antwoord:
Bijvoorbeeld: Een gratis kaartje voor een film of gratis drinken als je als bezoeker komt.
Slide 14 - Tekstslide
Opdracht 5.
Leg uit waarom een docent die twintig jaar voor de klas staat meer verdient dan een docent die net begonnen is
Slide 15 - Tekstslide
Opdracht 5.
Leg uit waarom een docent die twintig jaar voor de klas staat meer verdient dan een docent die net begonnen is
Antwoord:
Bijvoorbeeld: De docent die 20 jaar les geeft heeft meer ervaring / is ouder dan de beginnende docent
Slide 16 - Tekstslide
Opdracht 6.
Gebruik de drie afbeeldingen.
Wie verdient volgens jou het meest? Nummer de afbeeldingen van 1 t/m 3.
Slide 17 - Tekstslide
Opdracht 6.
Gebruik de drie afbeeldingen.
Wie verdient volgens jou het meest? Nummer de afbeeldingen van 1 t/m 3.