Leesvaardigheid les 17

Leesvaardigheid 
herhaling les 2, 3 en 4 en
Les 17
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid 
herhaling les 2, 3 en 4 en
Les 17

Slide 1 - Tekstslide

Voorbereiden cp Nederlands

Leesvaardigheid les 2, 3, 4, 17, 18 en 19
Woordenschat les 17, 18 en 19

Slide 2 - Tekstslide

Welke 5 tekstdoelen zijn er?

Slide 3 - Open vraag

Tekstdoel 1: informeren.
Leg uit wat dit is.

Slide 4 - Open vraag

Tekstdoel 2: beschouwen.
Leg uit wat dit is.

Slide 5 - Open vraag

Wat is het verschil tussen activeren en overtuigen?

Slide 6 - Open vraag

Tekstdoel 5: Amuseren.
Geef een voorbeeld van een tekstvorm.

Slide 7 - Open vraag

Ik ga een appeltaart bakken. Daarvoor heb ik een recept gevonden. Wat is het tekstdoel van het recept?
A
informeren
B
activeren/overhalen
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 8 - Quizvraag

Welke 5 leesstrategieën zijn er?

Slide 9 - Open vraag

Als je binnenkort een toets hebt, welke leesstrategie gebruik je dan voornamelijk?
A
Globaal lezen
B
Kritisch lezen
C
Lerend lezen
D
Zoekend lezen

Slide 10 - Quizvraag

Les 17
Leerdoel: je leert wat functiewoorden zijn en hoe ze je helpen om de structuur van een tekst te herkennen. 

Slide 11 - Tekstslide

Hoe is een tekst opgebouwd?
Inleiding: nieuwsgierig maken en onderwerp wordt duidelijk
Kern: grootste gedeelte van de tekst, waarin de schrijver het onderwerp van de tekst bespreekt
Slot: tekst wordt afgesloten met een conclusie, samenvatting, advies of een combinatie.


Slide 12 - Tekstslide

opbouw alinea
  • In een alinea staat meestal een kernzin -> geeft aan waar de alinea over gaat/ belangrijke informatie
  • rest van de alinea: uitleg of uitwerking
  • Slide 13 - Tekstslide

    In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zin?
    'En daarom raad ik iedereen aan om meer televisie te kijken.'
    A
    Inleiding
    B
    Kern
    C
    Slot

    Slide 14 - Quizvraag

    In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zin?
    'Televisiekijken biedt bovendien de broodnodige ontspanning'
    A
    Inleiding
    B
    Kern
    C
    Slot

    Slide 15 - Quizvraag

    In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zin?
    'Het moge duidelijk zijn: televisiekijken is de beste invulling van je vrije tijd.'
    A
    Inleiding
    B
    Kern
    C
    Slot

    Slide 16 - Quizvraag

    In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zin?
    'Zullen onze kleinkinderen nog weten wat een televisie is?'
    A
    Inleiding
    B
    Kern
    C
    Slot

    Slide 17 - Quizvraag

    In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zin?
    'Voor velen zal het een bekend gevoel zijn: zo veel kanalen en toch zo weinig leuke programma's op tv.'
    A
    Inleiding
    B
    Kern
    C
    Slot

    Slide 18 - Quizvraag

    In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zin?
    'Toch is het misschien te kort door de bocht om te zeggen dat er geen goede televisie meer wordt gemaakt.'
    A
    Inleiding
    B
    Kern
    C
    Slot

    Slide 19 - Quizvraag

    Slide 20 - Tekstslide

    Lees onderstaande alinea.

    Slide 21 - Tekstslide

    Wat is de functie van de gelezen alinea?
    A
    Er wordt een aanleiding gegeven.
    B
    Er wordt een anekdote verteld.
    C
    Er wordt een probleem neergezet.
    D
    Er wordt een verklaring gegeven.

    Slide 22 - Quizvraag

    Lees onderstaande alinea.

    Slide 23 - Tekstslide

    Wat is de functie van de gelezen alinea?
    A
    Er wordt een aanleiding gegeven.
    B
    Er wordt een anekdote verteld.
    C
    Er wordt een probleem neergezet.
    D
    Er wordt een verklaring gegeven.

    Slide 24 - Quizvraag

    Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
    'Een belangrijk gevolg van deze maatregel is minder criminaliteit.'
    A
    Gevolg
    B
    Aanleiding
    C
    Afweging
    D
    Anekdote

    Slide 25 - Quizvraag

    Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
    'Ter nuancering: niet iedereen zal meedoen met dit project.'
    A
    Aanleiding
    B
    Verklaring
    C
    Nuancering
    D
    Gevolg

    Slide 26 - Quizvraag

    Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
    'De oplossing ligt voor de hand. We moeten meer boeken lezen!'
    A
    Afweging
    B
    Oplossing
    C
    Definitie
    D
    Argument

    Slide 27 - Quizvraag

    Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
    'De verkiezingen waren een fiasco. De oorzaak is onze slappe leider.'
    A
    Anekdote
    B
    Nuancering
    C
    Oorzaak
    D
    Definitie

    Slide 28 - Quizvraag

    Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
    'Vis eten is gezond. Haring, een vis die bomvol zit met goede vetten, is hier een goed voorbeeld van.'
    A
    Verklaring
    B
    Voorbeeld
    C
    Aanleiding
    D
    Nuancering

    Slide 29 - Quizvraag

    Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
    Minder eten of meer bewegen: het blijft een moeilijke afweging voor veel mensen die te zwaar zijn.
    A
    Aanleiding
    B
    Definitie
    C
    Oplossing
    D
    Afweging

    Slide 30 - Quizvraag

    Zelfstandig lezen 'Moet je niezen? Niet tegenhouden! 
    en 
    maak opdracht 3 

    Slide 31 - Tekstslide

    Slide 32 - Tekstslide

    1: alinea 1 aanleiding
    alinea 2: analyse
    alinea 3: uitleg
    alinea 4: advies

    Slide 33 - Tekstslide


    Slide 34 - Open vraag

    Wat wist je al?

    Slide 35 - Open vraag

    Wat heb je geleerd?

    Slide 36 - Open vraag