Les 17 - opdrachten
1 / 20
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zin?
'En daarom raad ik iedereen aan om meer televisie te kijken.'
'En daarom raad ik iedereen aan om meer televisie te kijken.'
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
Slide 3 - Quizvraag
In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zin?
'Televisiekijken biedt bovendien de broodnodige ontspanning'
'Televisiekijken biedt bovendien de broodnodige ontspanning'
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
Slide 4 - Quizvraag
In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zin?
'Het moge duidelijk zijn: televisiekijken is de beste invulling van je vrije tijd.'
'Het moge duidelijk zijn: televisiekijken is de beste invulling van je vrije tijd.'
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
Slide 5 - Quizvraag
In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zin?
'Zullen onze kleinkinderen nog weten wat een televisie is?'
'Zullen onze kleinkinderen nog weten wat een televisie is?'
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
Slide 6 - Quizvraag
In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zin?
'Voor velen zal het een bekend gevoel zijn: zo veel kanalen en toch zo weinig leuke programma's op tv.'
'Voor velen zal het een bekend gevoel zijn: zo veel kanalen en toch zo weinig leuke programma's op tv.'
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
Slide 7 - Quizvraag
In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zin?
'Toch is het misschien te kort door de bocht om te zeggen dat er geen goede televisie meer wordt gemaakt.'
'Toch is het misschien te kort door de bocht om te zeggen dat er geen goede televisie meer wordt gemaakt.'
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
'Een belangrijk gevolg van deze maatregel is minder criminaliteit.'
'Een belangrijk gevolg van deze maatregel is minder criminaliteit.'
A
Gevolg
B
Aanleiding
C
Afweging
D
Anekdote
Slide 10 - Quizvraag
Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
'Ter nuancering: niet iedereen zal meedoen met dit project.'
'Ter nuancering: niet iedereen zal meedoen met dit project.'
A
Aanleiding
B
Verklaring
C
Nuancering
D
Gevolg
Slide 11 - Quizvraag
Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
'De oplossing ligt voor de hand. We moeten meer boeken lezen!'
'De oplossing ligt voor de hand. We moeten meer boeken lezen!'
A
Afweging
B
Oplossing
C
Definitie
D
Argument
Slide 12 - Quizvraag
Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
'De verkiezingen waren een fiasco. De oorzaak is onze slappe leider.'
'De verkiezingen waren een fiasco. De oorzaak is onze slappe leider.'
A
Anekdote
B
Nuancering
C
Oorzaak
D
Definitie
Slide 13 - Quizvraag
Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
'Vis eten is gezond. Haring, een vis die bomvol zit met goede vetten, is hier een goed voorbeeld van.'
'Vis eten is gezond. Haring, een vis die bomvol zit met goede vetten, is hier een goed voorbeeld van.'
A
Verklaring
B
Voorbeeld
C
Aanleiding
D
Nuancering
Slide 14 - Quizvraag
Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
Minder eten of meer bewegen: het blijft een moeilijke afweging voor veel mensen die te zwaar zijn.
Minder eten of meer bewegen: het blijft een moeilijke afweging voor veel mensen die te zwaar zijn.
A
Aanleiding
B
Definitie
C
Oplossing
D
Afweging
