4H Faire, courir, mettre - extra oefenen

Faire, courir, mettre
4H Les verbes irréguliers (HMA)
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Faire, courir, mettre
4H Les verbes irréguliers (HMA)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

L'objectif du jour:
Aan het einde van de les kun je de onregelmatige werkwoorden faire, courir en mettre vervoegen in de tijden: présent, passé composé, imparfait, futur simple en conditionnel.

BONNE CHANCE! :)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over de Franse werkwoorden faire, courir en mettre?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekenen deze Franse werkwoorden? 
faire
courir
mettre
rennen
leggen
maken
zetten
aandoen
doen
aantrekken

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Présent = tegenwoordige tijd (bijv. ik doe)
Faire: je fais, tu fais, il/elle/on fait, nous faisons, vous faites, ils/elles font. 
Courir: je cours, tu cours, il/elle/on court, nous courons, vous courez, ils/elles courent. 
Mettre: je mets, tu mets, il/elle/on met, nous mettons, vous mettez, ils/elles mettent.
Leer de vormen SLIM uit je hoofd! Zie de overeenkomsten!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Passé Composé = voltooide tijd (bijv. ik heb gedaan)
Faire: j'ai fait, tu as fait, il/elle/on a fait, nous avons fait, vous avez fait, ils/elles ont fait. 
Courir: j'ai couru, tu as couru, il/elle/on a couru, nous avons couru, vous avez couru, ils/elles ont couru. 
Mettre: j'ai mis, tu as mis, il/elle/on a mis, nous avons mis, vous avez mis, ils/elles ont mis.
Ken alle vormen van ww AVOIR + leer VD uit je hoofd!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Imparfait = onvoltooid verleden tijd (bijv. ik deed)
Faire: je faisais, tu faisais, il/elle/on faisait, nous faisions, vous faisiez, ils/elles faisaient. 
Courir: je courais, tu courais, il/elle/on courait, nous courions, vous couriez, ils/elles couraient. 
Mettre: je mettais, tu mettais, il/elle/on mettait, nous mettions, vous mettiez, ils/elles mettaient.
STAM = nous-vorm présent - ons (bijv. nous faisons)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Futur Simple = onv. teg. toekomende tijd 
(ik zal doen)
Faire: je ferai, tu feras, il/elle/on fera, nous ferons, vous ferez, ils/elles feront. 
Courir: je courrai, tu courras, il/elle/on courra, nous courrons, vous courrez, ils/elles courront. 
Mettre: je mettrai, tu mettras, il/elle/on mettra, nous mettrons, vous mettrez, ils/elles mettront.
Leer de stam uit je hoofd! + uitgangen van AVOIR.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conditionnel = onv. verl. toekomende tijd
(bijv. ik zou doen)
Faire: je ferais, tu ferais, il/elle/on ferait, nous ferions, vous feriez, ils/elles feraient. 
Courir: je courrais, tu courrais, il/elle/on courrait, nous courrions, vous courriez, ils/elles courraient. 
Mettre: je mettrais, tu mettrais, il/elle/on mettrait, nous mettrions, vous mettriez, ils/elles mettraient.
Zelfde stam als futur! + uitgangen van de imparfait.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herken de tijd:
tu as mis
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
D
futur

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Herken de tijd:
nous ferons
A
présent
B
passé composé
C
futur
D
conditionnel

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Herken de tijd:
ils couraient, ils courraient
A
présent, conditionnel
B
présent, futur
C
imparfait, conditionnel
D
imparfait, futur

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Herken de tijd:
je mettrai, nous ferions
A
présent, futur
B
présent, conditionnel
C
conditionnel, futur
D
futur, conditionnel

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vorm?
tu (courir, imparfait)
A
cours
B
courais
C
courras
D
courrais

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vorm?
vous (mettre, présent)
A
mettons
B
mettez
C
mettrons
D
mettrez

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vorm?
on (faire, futur simple)
A
fait
B
faisait
C
fera
D
ferait

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vorm?
elle (faire, passé composé)
A
a fait
B
as fait
C
fait
D
fera

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vorm?
nous (courir, futur)
A
courons
B
courrons
C
courions
D
courrions

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de juiste vorm (alleen ww).
il (courir, présent)

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de juiste vorm (alleen ww).
ils (faire, futur simple)

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de juiste vorm (alleen ww).
tu (mettre, imparfait)

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de juiste vorm (alleen ww).
je (courir, futur)

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de juiste vorm (alleen ww).
vous (faire, passé composé)

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 24 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 25 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Extra oefenen?
Stel je eigen oefeningen samen via:
www.verbuga.eu 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies