Unit 4 Food - Lesson 1: Reading

Welcome back to class!


  • Get your book
  • Start reading in silence
  • Enjoy!

Afspraken voor een fijne les:

  • Wij respecteren degene die aan het woord is
  • We luisteren naar elkaar
  • We eten/drinken niet tijdens de les
  • Wij steken onze hand op als we wat willen zeggen
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Welcome back to class!


  • Get your book
  • Start reading in silence
  • Enjoy!

Afspraken voor een fijne les:

  • Wij respecteren degene die aan het woord is
  • We luisteren naar elkaar
  • We eten/drinken niet tijdens de les
  • Wij steken onze hand op als we wat willen zeggen

Slide 1 - Tekstslide

Goals: By the end of this class...
  • You know what the imperative is and you can use it correctly

  • You know the object pronouns and you can use them correctly in a sentence


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide


Pizza

Fries

Slide 4 - Tekstslide


Fruit

Vegetables

Slide 5 - Tekstslide


Pasta

Rice

Slide 6 - Tekstslide


Ice cream


Cake

Slide 7 - Tekstslide


Cheese

Chocolate

Slide 8 - Tekstslide

Get started: 1
Denk jij na over wat je eet of waar het vandaan komt?


Yes
No

Slide 9 - Tekstslide

Get started: 1
Denk jij dat je insecten lekker zou vinden?


Yes
No

Slide 10 - Tekstslide

Go back to your seat

Slide 11 - Tekstslide

Imperative =
Gebiedende wijs

Slide 12 - Tekstslide

When do we use imperatives?
Met de gebiedende wijs kan je aangeven wat iemand wel of niet moet doen.
  • Bevel                               Come here!
  • Waarschuwing             Watch out!
  • Advies                               Drink plenty of water.
  • Verzoek                             Don't smoke here.
  • Instructie                          Go to page 20 in your book.

Slide 13 - Tekstslide

Imperatives 
Kijk uit!
Watch out!
Drink veel water.
Drink plenty of water.
Open je boek op pagina 28.
Open your book one page 28.
Wacht even!
Wait!
Doe de deur dicht.
Close the door.
Wel doen!
What does it look like?/ the rule?
Niet te hard praten.
Don't talk too loud.
Verslaap je niet.
Don't oversleep.
Niet doen!
Don't do that!
Hier niet eten.
Don't eat here.
Verpest het niet.
Don't mess it up.
Niet doen!
What does it look like?/the rule?

Slide 14 - Tekstslide

Imperative (gebiedende wijs)
Hoe? Hele werkwoord (zonder 'to') + de rest van de zin 


Wel doen:
Eat your breakfast!
Werkwoord vooraan in de zin + de rest van de zin
Niet doen:
Don't play loud music.
Don't + hele werkwoord + de rest van de zin



Met de gebiedende wijs kan je aangeven wat iemand wel of niet moet doen.

Slide 15 - Tekstslide

... your teeth (to brush)
A
Brush
B
To brush
C
Brushing

Slide 16 - Quizvraag

... your homework (to do)
A
Do
B
To do
C
Doing

Slide 17 - Quizvraag

Object pronouns
Persoonlijke voornaamwoorden in de object vorm

Slide 18 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden
I
Ik
You
Jij
He/she/it
Hij/zij/het
We
Wij
You
Jullie
They
Zij

Slide 19 - Tekstslide

Object pronouns
I
Me
mij
You
You
jou
He
Him
hem
She
Her
haar
It
It
het
We
Us
ons
You
You
jullie
They
Them
hen

Slide 20 - Tekstslide

Object pronoun
When do we use an object pronoun?

  • Een object pronoun gebruik je om te zeggen                                                                                                        wie of wat iets ontvangt in een zin.

  • Het komt altijd achter het werkwoord of na                                                                                                   een voorzetsel.
Me
mij
You
jou
Him
hem
Her
haar
It
het
Us
ons
You
jullie
Them
hen

Slide 21 - Tekstslide

Object pronouns
examples:

Slide 22 - Tekstslide

Choose the correct object pronoun.
Can you call _____ (hem)?

A
her
B
him
C
me
D
he

Slide 23 - Quizvraag

Choose the correct object pronoun.
I can see _____ (ze/hen).
A
me
B
her
C
them
D
it

Slide 24 - Quizvraag

Let's practise together!

Slide 25 - Tekstslide

... upstairs (to go)
A
Go
B
To go
C
Going

Slide 26 - Quizvraag

... in this lake (not/to swim)
A
Can't swim
B
Not swimming
C
Don't swim

Slide 27 - Quizvraag

... football in the yard (not/to play)
A
Don't play
B
Not play
C
Don't playing

Slide 28 - Quizvraag

Choose the correct object pronoun:
We're waiting for ___
A
he
B
his
C
him

Slide 29 - Quizvraag

Choose the correct object pronoun.
She loves ______ (jij).
A
you're
B
you
C
yours
D
your

Slide 30 - Quizvraag

Choose the correct object pronoun:
Can you help ____
A
we
B
us
C
our
D
ours

Slide 31 - Quizvraag

Choose the correct object pronoun.
Can you call _____ ?
A
her
B
him
C
me
D
he

Slide 32 - Quizvraag


Make an imperative sentence
timer
0:30

Slide 33 - Open vraag

Make a sentence with an object pronoun
timer
0:30

Slide 34 - Open vraag


Do you understand the imperative?
A
No, I don't understand it at all
B
Yes, a little, but I need more practise
C
Yes, I understand it

Slide 35 - Quizvraag


Do you understand object pronoun?
A
No, I don't understand it at all
B
Yes, a little, but I need more practise
C
Yes, I understand it

Slide 36 - Quizvraag

Let's get to work!
Exercises: online
Lesson 1 : Reading
Get started
2
Find Out
3 - 5
Vocabulary
7 - 8
Grammar
9 - 12
Done?
Learn new vocab 4.1 p. 134 
timer
15:00
Unit 4 Food

Slide 37 - Tekstslide

Terugblik
Goals: By the end of this class...
  • You know what the imperative is and you can use it correctly

  • You know the object pronouns and you can use them correctly in a sentence


Slide 38 - Tekstslide

Homework
Finish online: Unit 4 Food - Lesson 1: Reading
  • Get started: 2
  • Find out: 3 - 5
  • Vocabulary: 7 - 8
  • Grammar: 9 - 12

Learn new vocabulary 4.1 (book: p. 134)
Study grammar notes imperative & object pronoun (book: p. 131)

Slide 39 - Tekstslide

Next Monday, March 10th
Neem een opgeladen laptop en oortjes mee!

Slide 40 - Tekstslide