Theorie week 12 - soorten bijzinnen

Vandaag
    Lesdoel
    Uitleg
    Oefenen
    Zelf aan de slag
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
    Lesdoel
    Uitleg
    Oefenen
    Zelf aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
  • Aan het eind van de les weet je dat je een bijzin, net als andere zinsdelen, kunt benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Bijzinnen benoemen
Een zinsdeel kan je uitschrijven tot een bijzin. Als je van een zinsdeel een bijzin kunt maken, dan kan je een bijzin ook vervangen door een zinsdeel.

  • Wie deze bokswedstrijd wint, mag het opnemen tegen de wereldkampioen.
  • De winnaar mag het opnemen tegen de wereldkampioen.

Slide 3 - Tekstslide

Welke voorkennis is nodig?
  • Je kunt een hoofd- van een bijzin onderscheiden.
  • Je weet hoe je de volgende (delen van) zinsdelen in een zin moet vinden:
  • Onderwerp
  • Naamwoordelijk gezegde
  • Lijdend voorwerp
  • Meewerkend voorwerp
  • Voorzetsel voorwerp
  • Bijwoordelijke bepaling
  • Bijvoeglijke bepaling

Slide 4 - Tekstslide

Bijzin benoemen, waarom?
Bij zinsdelen kijk je naar de functie van een stukje zin, om beter te begrijpen wat er precies staat.

Voor het benoemen van bijzinnen is dit precies hetzelfde. Je leert dus te herkennen wat de functie is van de bijzin, waardoor je het geschrevene beter leert te begrijpen.

Tevens zorgt het ervoor dat je straks ook nog eens beter leert te formuleren.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe benoem je een bijzin?  
  1. Bepaal welke zin(nen) de bijzin is/zijn;
  2. Vervang de bijzin voor één of een klein groepje woorden. Je plaatst dat woord in de hoofdzin;
    Bijv. woorden als: dat, wat, toen, daardoor, het, waardoor, met wie


Slide 6 - Tekstslide

Hoe benoem je een bijzin?  
3. Ontleed de nieuwe hoofdzin met daarin het door jou toegevoegde woord. Het zinsdeel wat jouw woord vervolgens is, is de naam van je bijzin.
Bijv: onderwerpszin, lijdendvoorwerpszin, bijwoordelijke bepalingszins, bijvoeglijke bepalingszin.

Slide 7 - Tekstslide

Nadat we ons gedoucht hadden, poetsten we onze tanden.
1. Bepaal de bijzin;
Nadat we ons gedoucht hadden

2. Vervang de bijzin voor een woord en plaats deze in de hoofdzin;
Nadat we ons gedoucht hadden = Toen            
       *Toen poetsten we onze tanden.


Slide 8 - Tekstslide

Nadat we ons gedoucht hadden, poetsten we onze tanden.
3. Ontleed de hoofdzin en benoem het woord dat je hebt toegevoegd.
Toen | poetsten| we | onze tanden.        Bwb| wwg | ond | lv

4. Dus, wat voor zin is ‘Nadat we ons gedoucht hadden’?
Een bijwoordelijke bepalingszin (bwb-zin)!



Slide 9 - Tekstslide

Mijn vader is uiteindelijk niet geworden, wat hij gehoopt had.
1. Bepaal de bijzin;
Wat hij gehoopt had.

2. Vervang de bijzin voor een woord en plaats deze in de hoofdzin;
Wat hij gehoopt had = datgene           
         *Mijn vader is uiteindelijk datgene niet geworden.


Slide 10 - Tekstslide

Nadat we ons gedoucht hadden, poetsten we onze tanden.
3. Ontleed de hoofdzin en benoem het woord dat je hebt toegevoegd.
Mijn vader | is | uiteindelijk | datgene | niet | geworden             ond| nwg | bwb| nwg | bwb | nwg.

4. Dus, wat voor zin is ‘Wat hij gehoopt had’?
Een gezegde zin! (gez-zin)




Slide 11 - Tekstslide

Bijzinnen benoemen
Soorten bijzinnen:
  • Onderwerpszin (ondzin)
  • Lijdenvoorwerpszin (lvzin)
  • Gezegdezin (gezzin)
  • Meewerkendvoorwerpszin (mvzin)
  • Voorzetselvoorwerpzin (vzzin)
  • Bijwoordelijke bijzin (bwbzin)

Slide 12 - Tekstslide

In hoeverre herken jij nu een samengestelde zin en kun jij de bijzin benoemen?
A
Helemaal
B
redelijk tot goed
C
matig tot redelijk
D
nog niet echt

Slide 13 - Quizvraag

Zelf aan de slag
Ga verder met de opdrachten van week 12 van de planner.

Slide 14 - Tekstslide