Homofone werkwoordsvormen = werkwoorden die hetzelfde klinken, maar verschillend geschreven worden.
Slide 15 - Tekstslide
Voorbeeld: betaalt/betaald
Hij betaalt de rekening.
Hij heeft de rekening betaald.
Je spreekt beide vormen hetzelfde uit, maar je schrijft ze anders. Dat komt omdat 'betaalt' een persoonsvorm tegenwoordige tijd is en 'betaald' een voltooid deelwoord.
Je moet werkwoordsvorm herkennen, voordat je homofone werkwoorden goed kunt spellen!
Slide 16 - Tekstslide
d of dt?
Op een moeilijke vraag antwoordiknooit direct, terwijl Rob altijd meteen antwoordt.
beide pvtt
infinitief = antwoorden (er zit al een d in het werkwoord)
ik of jij/je achter pv = ik-vorm = antwoord
jij/je/hij/zij/het = ik-vorm +t = antwoordt
Slide 17 - Tekstslide
Bij werkwoorden met in de infinitief geen -d voor de uitgang -en krijg je dus nooit -dt: vormen als *beroofdt of *verbouwdt bestaan dus niet!
In de verleden tijd komt NOOIT een -dt voor!
Slide 18 - Tekstslide
d of t?
Op onze feesten gebeurt vaak wel iets leuks, maar deze keer iser niets gebeurd.