Cursus 7 §14 Homofone werkwoordsvormen

N E D E R L A N D S
havo-vwo leerjaar 2
Voorbereiding:
- Spullen op tafel
- Inloggen LessonUp
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

N E D E R L A N D S
havo-vwo leerjaar 2
Voorbereiding:
- Spullen op tafel
- Inloggen LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 7 - Spelling
1. Lesdoel
2. Terugblik: werkwoordsvormen en -tijden
3. Uitleg: homofone werkwoordsvormen
5. Oefenen + zelfstandig werken
6. Reflectie/huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
  • Je weet wat een homofone werkwoordsvorm is.
  • Je kunt alle werkwoordsvormen correct spellen. 

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik

Slide 4 - Tekstslide

Benoem de werkwoordstijd.
Had je de afwas al gedaan?
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 5 - Quizvraag

Benoem de werkwoordstijd.
Ik heb gitaar gespeeld.
A
vttt
B
vvtt
C
vtt
D
vvt

Slide 6 - Quizvraag

Benoem de werkwoordstijd.

Ik volg de les.
A
ott
B
vtt
C
ovt
D
vvt

Slide 7 - Quizvraag

Benoem de werkwoordstijd.
Hij zou gisteren dat cadeau gekocht hebben.
A
vttt
B
ovtt
C
vvt
D
vvtt

Slide 8 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd

Slide 9 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Hij (managen-vt)
A
managede
B
managete
C
managde
D
managte

Slide 10 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (basketballen-vd)
A
gebasketballd
B
gebasketbald

Slide 11 - Quizvraag

1. Mijn buurman ... (verwaarlozen) zijn huisdieren. (t.t.)
A
verwaarloosde
B
verwaarloost
C
verwaarloosden
D
verwaarloosd

Slide 12 - Quizvraag

2. Hij ... (geloven) dat jij hem leugens ... (vertellen) (t.t.)
A
geloofde, vertelt
B
gelooft, verteld
C
gelooft, vertelt
D
geloofd, verteld

Slide 13 - Quizvraag

Theorie
Spelling
paragraaf 14 (homofone werkwoordsvormen)

Slide 14 - Tekstslide

homofone woorden
Voorbeelden vorige les: bank-bank, vóókomen-voorkómen
vissen (ZN) - vissen (WW), geld (ZN) - geld (WW)
Maar, in deze paragraaf gaan we het hebben over homofone werkwoorden:
verandert (WW) - veranderd (WW)

Slide 15 - Tekstslide

Homofone werkwoorden
  • Homofoon = gelijk van klank
  • Homofone werkwoordsvormen = werkwoorden die hetzelfde klinken, maar verschillend geschreven worden omdat ze een andere werkwoordsvorm hebben. 

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld: betaalt/betaald
Hij betaalt de rekening.
Hij heeft de rekening betaald.

  • Je spreekt beide vormen hetzelfde uit, maar je schrijft ze anders. Dat komt omdat 'betaalt' een persoonsvorm tegenwoordige tijd is en 'betaald' een voltooid deelwoord. 
  • Je moet werkwoordsvorm herkennen, voordat je homofone werkwoorden goed kunt spellen!

Slide 17 - Tekstslide

d of dt?
Op een moeilijke vraag antwoord ik nooit direct, terwijl Rob altijd meteen antwoordt.
  • beide pvtt
  • infinitief = antwoorden (er zit al een d in het werkwoord)
  • ik of jij/je achter pv = ik-vorm = antwoord
  • jij/je/hij/zij/het = ik-vorm +t = antwoordt

Slide 18 - Tekstslide


  • Bij werkwoorden met in de infinitief geen -d voor de uitgang   -en krijg je dus nooit -dt: vormen als *beroofdt of *verbouwdt bestaan dus niet!
  • In de verleden tijd komt NOOIT een -dt voor!

Slide 19 - Tekstslide

d of t?
Op onze feesten gebeurt vaak wel iets leuks, maar deze keer is er niets gebeurd.
  • zwak werkwoord 
  • gebeurt = pvtt
  • gebeurd = voltooid deelwoord (langer maken: gebeurde, of 't ex-kofschip toepassen)

Slide 20 - Tekstslide

de(n) of dde(n) / te(n) of tte(n)?
We zouden 9.00 uur landen (inf), maar door de meewind landden (pvvt) we eerder.

Veel jongeren wachten (pvtt) / wachtten (pvvt) jarenlang op een woning.

Slide 21 - Tekstslide

Laden (pvtt) / Laadden (pvvt) de vluchtelingen hun bezittingen op een aanhangwagen?

Danny ontblootte (pvvt) zijn armen en toonde op die ontblote (bn) arm zijn tattoo.

Slide 22 - Tekstslide

Die kok bereidde (pvvt) de soep en de ober bracht de bereide (bn) soep naar de gasten.

Slide 23 - Tekstslide

Theorie blz. 32
-onderzoek doen
-lijst met vragen 
-korte inleiding met uitleg
-afsluiting met dankwoord
-betrouwbaar

Slide 24 - Tekstslide

Oefenen

Slide 25 - Tekstslide

Wat komt op de lege plek?
Ik ........ de gasten naar de feestzaal.
A
leid
B
lijd

Slide 26 - Quizvraag

Wat komt op de lege plek?
Ik ........ al een tijdje aan rugpijn.
A
leid
B
lijd

Slide 27 - Quizvraag

Welke vorm is juist?
A
De gemorste wijn maakte vlekken op de vorig weekend gewitte vloer.
B
De gemorstte wijn maakte vlekken op de vorig weekend gewitte vloer.

Slide 28 - Quizvraag

De door mijn oma ... (bereiden) maaltijd was heerlijk.

Slide 29 - Open vraag

Dankzij de ... (verbreden) fietspaden gebeuren er tegenwoordig minder ongelukken.

Slide 30 - Open vraag

Vera ... (branden) zich per ongeluk aan de krultang. (vt)

Slide 31 - Open vraag

Wij ... (haasten) ons gisteren erg, maar vandaag hoeven we ons gelukkig niet te ... (haasten).

Slide 32 - Open vraag

De politie arresteerde de ... (verdenken) vrouw terwijl ze aan het werk was.

Slide 33 - Open vraag

'Ik begrijp het stappenplan voor werkwoordstijden en kan hier dus mee werken.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 34 - Poll

'Ik weet het verschil tussen een persoonsvorm en een voltooid deelwoord.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 35 - Poll

'Ik kan homofone werkwoorden correct spellen.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 36 - Poll

Reflectie / huiswerk
  • Je weet wat een homofone werkwoordsvorm is.
  • Je kunt alle werkwoordsvormen correct spellen. 

Maak voor de volgende les online de opdrachten 1 t/m 7.
De overige opdrachten kun je nog maken ter voorbereiding op je toets. 

Slide 37 - Tekstslide