W22 Zinsontleding voornaamwoorden

Na deze les weetje wat een aanwijzendvoornaamwoord, persoonlijkvoornaamwoord, een bezittelijkvoornaamwoord en een vragendvoornaamwoord is.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1-3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Na deze les weetje wat een aanwijzendvoornaamwoord, persoonlijkvoornaamwoord, een bezittelijkvoornaamwoord en een vragendvoornaamwoord is.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we leren vandaag?


Waarom leren we dit? Voornaamwoorden verwijzen naar iets. Het zorgt ervoor dat je een tekst makkelijker leest. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat wijst een aanwijzend voornaamwoord aan?

Slide 4 - Open vraag

Aanwijzend voornaamwoord
Wijst iets of iemand aan

Een aanwijzend voornaamwoord staat meestal voor een zelfstandig naamwoord. 

Voorbeelden: die, deze, zo'n, dit, dat

Slide 5 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
Voorbeeld:
 dit meisje, deze, jongen, die hond

Voorbeeld:
Dit kind met zo'n verrekijker zag die roofvogel over deze wijlanden vliegen.

Slide 6 - Tekstslide

Tabel aanwijzend voornaamwoord
                                        dichtbij               veraf           beide
de-woord (enkv)      deze                     die                  zo'n

het-woord                   dit                         dat                  zo'n/zulk

meervoud                   deze                     die                  zulke

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het aanwijzend voornaamwoord(en):
Ik heb het boek Chatrooms gelezen, dat boek is geschreven door Helen Vreeswijk.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het aanwijzend voornaamwoord(en)?
Dat boek is erg mooi en waarschuwt veel jongens en meiden.

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Video

Waar verwijst een persoonlijk voornaamwoord na?

Slide 11 - Open vraag

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar: mensen, dieren en dingen

Voorbeelden: ik, mij, me, jij, jou, je, u, hij, hem, zij, ze, haar, het, wij, we, ons, jullie, zij, ze, hun en hen.

Slide 12 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Je kunt een persoonlijk voornaamwoord in de plaats zetten van een naam.

Voorbeeld:
Hij geeft de gitaar aan mij   >  Johan geeft de gitaar aan Lieke
De drumstokjes zijn van jou  >  De drumstokjes zijn van Pieter

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het persoonlijk voornaamwoord(en)? Ik ga na school met jou mee naar huis.

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Video

Wat is het persoonlijk voornaamwoord(en)? Ik geef de werkboeken aan hen.

Slide 16 - Open vraag

Wat geeft een bezittelijk voornaamwoord aan?

Slide 17 - Open vraag

Bezittelijk voornaamwoord
Het geeft een bezit aan  >  iets is van iemand

Voorbeelden: mijn, jouw, je , uw, zijn, haar, ons, onze, jullie, hun

Slide 18 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
Je kunt een bezittelijk voornaamwoord vervangen door een lidwoord (de/het/een) of door een naam + s/'s 

Voorbeeld:
Het is jouw werkboek  >  Het is het werkboek
Dat is haar werkboek  >  Dat is Pieters werkboek

Slide 19 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
LET OP!! Een bezittelijk voornaamwoord staat ALTIJD voor een zelfstandig naamwoord 

Let op (spelling!): 
Dat is toch jouw schrift?
    * jouw is bez. vnw en dus met een w aan het eind!
Dat schrift is toch van jou? 
   * jou is pers. vnw en dus zonder w aan het eind!

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord(en)?
Van onze ouders moet ik mijn kamer schoonmaken en voor straf ook hun kamer.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord(en) en wat is het bezit?

Ik heb nu de PS4 van jouw broertje geleend, maar hij wil zijn PS4 graag terug.

Slide 22 - Open vraag

Vragend voornaamwoord
Je vraagt naar iets of iemand

Staan vaak aan het begin van een vraagzin

Voorbeelden: wie, wat, welke, wat voor een

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Vragend voornaamwoord
  • Een vragend voornaamwoord kan ZONDER zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, dingen)  worden gebruikt.

Voorbeeld: Wie treedt er op?
                        Welke zal ik aandoen?
                        Wat zeg je?
 

Slide 25 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord
  • Een vragend voornaamwoord kan VOOR een zelfstandignaamwoord staan.

Bij de-woorden (de kast, de fiets etc.) = welke
Voorbeeld: Weet jij welke band nu gaat optreden?

Bij het-woorden (het raam, het horloge) = welk
Voorbeeld: Welk liedje vond jij het mooist?

Slide 26 - Tekstslide

Wat ga je doen?
Ga naar Numo en werk hier tien minuten aan de opdrachten over de verwijswoorden (voornaamwoorden). 

Slide 27 - Tekstslide