Groei in de retail: Nominale en reële omzetgroei

Groei in de retail: Nominale en reële omzetgroei
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Groei in de retail: Nominale en reële omzetgroei

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les zullen jullie het verschil begrijpen tussen nominale en reële omzetgroei in de retail.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over omzetgroei in de retail?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Inleiding
Wat is omzetgroei en waarom is het relevant voor retailers? Laten we verkennen hoe we dit berekenen en waarom reële omzetgroei belangrijk is.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nominale omzetgroei, nominaal omzetindexcijfer
Nominale omzetgroei:
Definitie: de absolute toename van de omzet over een bepaalde periode. 
Formule: nominale omzetgroei als %
(Omzet nieuw - Omzet oud) / Omzet oud * 100%
Nominale omzetgroei in geld: omzet nieuw - omzet oud = € ...
Formule: nominale omzetindexcijfer
Omzet nieuw/omzet basisjaar x 100

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reële omzetgroei en reële omzetindexcijfer
Definitie reële omzetgroei: de toename van de omzet in een bepaald jaar, gecorrigeerd voor inflatie. Maw. de invloed van de prijsstijging is eruit. 

Formule reële omzetindexcijfer:
Nominaal omzet indexcijfer x 100
consumenten  prijsindexcijfer


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koopkracht, nominaal en reëel inkomen
Hoe bereken je koopkracht en reëel inkomen?
Indexcijfer reëel inkomen = nominaal indexcijfer
                                                           prijsindexcijfer

Voorbeeld:  Stel het inkomen stijgt van €2.300 in 2018 naar €2.500 in 2019 en de inflatie bedroeg 4,5%.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koopkracht, nominaal en reëel inkomen
Het nominaal inkomen stijgt dan met (2.500 – 2.300) / 2300 x 100% = 8,7%. Dus het nominaal indexcijfer is 108,7. 

De inflatie bedroeg 4,5%, dus het prijsindexcijfer is dan 104,5. Nu kunnen we de formule invullen om het indexcijfer reëel inkomen te berekenen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koopkracht, nominaal en reëel inkomen




Het reële inkomen is dan gestegen met 4,02%. Dus ondanks dat de prijzen zijn gestegen, is de koopkracht met 4,02% gestegen (dit komt doordat je inkomen relatief meer is gestegen)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gedefleerde omzetgroei
Door de CPI te betrekken bij de berekeningen kun je ook de zgn. gedefleerde omzet uitrekenen. (de omzet die je had zou hebben zonder de prijsstijgingen)

voorbeeld pagina 20. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Impact op besluitvorming
Hoe kan kennis van nominale en reële omzetgroei retailers helpen bij beslissingen over prijsstelling, investeringen en groei?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Casestudy
Analyse van een echte retailcase waarbij nominale en reële omzetgroei inzichten verschaffen in de prestaties van een bedrijf.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kritische reflectie
Waarom is het begrijpen van reële omzetgroei belangrijk voor een retailer en hoe kan deze kennis strategische besluitvorming ondersteunen?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
Nominale en reële omzetgroei zijn cruciale concepten voor retailers om de werkelijke groei te begrijpen en strategische beslissingen te ondersteunen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.