Formuleren

Welkom
  • Ga vast zitten volgens
    de plattegrond.
  • Doe je boek alvast open
    op bladzijde 214

Vraag van de dag:
Wat voor leuke plannen heb jij voor de komende twee maanden? 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
  • Ga vast zitten volgens
    de plattegrond.
  • Doe je boek alvast open
    op bladzijde 214

Vraag van de dag:
Wat voor leuke plannen heb jij voor de komende twee maanden? 

Slide 1 - Tekstslide

1. De planning van deze
periode bespreken.
2. Beginnen met
Cursus 6: Formuleren.
3. Stapsgewijs door de opdrachten van §1 heen.

In deze les gaan we

Slide 2 - Tekstslide

planning periode tot Kerst
  • paragraaf Formuleren
  • paragraaf Lezen
  • toets Lezen in toetsweek 
  • schrijfdossier maken na toetsweek  

Slide 3 - Tekstslide

De lesdoelen
  • Je weet hoe je een zin begint en eindigt.
  • Je weet wanneer je een punt, vraagteken of uitroepteken gebruikt.

Slide 4 - Tekstslide

Formuleren 
=

'Iets onder woorden brengen'
'Iets uitdrukken in woorden'

En daar komen in het Nederlands een aantal regeltjes en schrijftrucjes bij kijken. Daar gaat formuleren over.

Slide 5 - Tekstslide


Formuleren?


6.1 Volledige zinnen
6.2 De en het woorden
6.3 Verwijswoorden
Waaruit bestaat de cursus

Slide 6 - Tekstslide

Zoek de fout
Waarom is het belangrijk om goed te formuleren?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat klopt er niet aan deze zin?
'ging dit weekend de wintertijd in'

Slide 10 - Open vraag

Wat klopt er niet aan deze zin?
'hou je mond'

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Oefenen
H6 Formuleren
§1: Volledige zinnen
Bladzijde 214-215
 
Opdracht 1 en 2

Beginnen aan opdracht 3


timer
5:00
waar?
wat?
klaar?

Slide 13 - Tekstslide

Verder oefenen
H6 Formuleren
§1: Volledige zinnen
Bladzijde 214-215
 
Opdracht 3 en 4

Beginnen aan opdracht 5


timer
5:00
waar?
wat?
klaar?

Slide 14 - Tekstslide

Welkom
  • Ga vast zitten volgens
    de plattegrond.
  • Doe je boek alvast open
    op bladzijde 214

Zoek de fout:

Slide 15 - Tekstslide

Punt, vraagteken of uitroepteken

Ik heb gister met 3-0 gewonnen.


A
punt.
B
uitroepteken!
C
vraagteken?

Slide 16 - Quizvraag

Punt, vraagteken of uitroepteken

Mag ik die pen even van je lenen


A
punt.
B
uitroepteken!
C
vraagteken?

Slide 17 - Quizvraag

Lesplanning
H6 Formuleren
§1: Volledige zinnen
Bladzijde 214-215
 
nakijken opdracht 3,4,5

open padlet 


timer
5:00
waar?
wat?
klaar?

Slide 18 - Tekstslide

Lesplanning
H6 Formuleren
§1: Volledige zinnen
Bladzijde 214-215
 
opdracht 6 in Word 

een korte begrijpelijke tekst schrijven 


timer
15:00
waar?
wat?
doel?

Slide 19 - Tekstslide

Mijn leukste herinnering 
  • Denk eens terug aan de basisschool
  • Wat is het leukste dat je hebt meegemaakt?
  • Schrijf een stukje van ongeveer 10 zinnen
  • https://padlet.com/dkloos1/b2z77ehod9jc5gws 

Slide 20 - Tekstslide

Welkom
Ga zitten op je vaste plek

Log in bij LessonUp

Leg je boek op tafel blz 216

Slide 21 - Tekstslide

Vrijdag 4 november
Wat gaan we doen?
  • paragraaf 1. 2 De- en het- woorden
  • maken opdracht  2 t /m 5 blz 216 - 217 
  • Dik Trom afkijken 

timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Noteer 10 dingen met de of het 
timer
2:00

Slide 23 - Tekstslide

Noteer 3 woorden met de of het

Slide 24 - Woordweb

De- en het-woorden
  • de - woorden zijn mannelijk (m) of vrouwelijk (v)
  • het-woorden zijn onzijdig (o)


  • De - woorden --> deze / die
  • het - woorden --> dit / dat  

Slide 25 - Tekstslide

..... bootje
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 26 - Quizvraag

.... boom
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 27 - Quizvraag

....huis
A
deze
B
dit

Slide 28 - Quizvraag

Einde van deze les!
Als het goed is weet je nu:

  • Hoe je een zin begint.
  • Hoe je een zin eindigt.
  • Wanneer je een punt, vraagteken of uitroepteken gebruikt.

Slide 29 - Tekstslide

De lesdoelen
  • Je weet hoe je een zin begint en eindigt.
  • Je weet wanneer je een punt, vraagteken of uitroepteken gebruikt.

Slide 30 - Tekstslide