In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Lezen en schrijven, les 4
Huiswerk en aanwezigheid controleren (5 min)
Lesdoelen (2 min)
Bespreken huiswerk (8 min)
Bekijken examen (15 min)
Uitleg oorzaak/gevolg en doel/middel (5 min)
Quizvragen (6 min)
Opdracht (niet af = huiswerk) (18 min)
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
- Je kent de tekstverbanden oorzaak-gevolg en doel-middel en je weet welke signaalwoorden daarbij horen.
- Je herhaalt de tekstverbanden opsomming en tegenstelling
Slide 2 - Tekstslide
Bespreken huiswerk
- Je kent de tekstverbanden oorzaak-gevolg en doel-middel en je weet welke signaalwoorden daarbij horen.
- Je herhaalt de tekstverbanden opsomming en tegenstelling
Slide 3 - Tekstslide
Oorzaak - Gevolg
De oorzaak is iets dat gebeurd is voordat de situatie (het gevolg) plaatsvond.
Het wordt echter niet altijd in die volgorde opgeschreven.
Ik had een onvoldoende voor mijn toets, dat kwam doordat ik niet goed geleerd had.
doordat = signaalwoord voor oorzaak-gevolg tekstverband
Slide 4 - Tekstslide
Doel - middel
Het middelgebruik je om het doelte bepalen
Signaalwoorden: waarmee, door middel van, om te
Er ligt overal sneeuw.
Hij zette een muts op, zodat zijn oren niet zouden bevriezen.
De kinderen rolden een sneeuwbal,om een sneeuwpop te maken.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is GEEN signaalwoord voor doel-middel?
A
waarmee
B
even ... als
C
zodat
D
door middel van
Slide 6 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort bij: Oorzaak - Gevolg
A
neem nou
B
eerst
C
bovendien
D
daardoor
Slide 7 - Quizvraag
In welk antwoord lees je een oorzaak-gevolg?
A
Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op zijn werk en miste hij een belangrijke afspraak.
B
Het lijkt me niet verstandig die cd nieuw te kopen.Je zou bijvoorbeeld eens op Marktplaats kunnen kijken, waar ontzettend veel cd’s voor heel lage prijzen worden aangeboden.
C
Evert is een ontzettend avontuurlijke vent. Zijn vriend daarentegen is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven.
D
Jeremy wilde niet naar de dierentuin, Jorrit wilde niet naar het bos en Anke wilde niet naar het strand. Kortom, we konden het niet eens worden over wat we gingen doen.
Slide 8 - Quizvraag
Welk tekstverband herken je? Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg
C
Opsomming
Slide 9 - Quizvraag
In de achtbaan zat een stevige band, daarmee werd Suus werd aan haar stoel vastgemaakt.
A
doel/middel
B
oorzaak/gevolg
C
opsomming
D
vergelijking
Slide 10 - Quizvraag
Signaalwoorden voor oorzaak/gevolg zijn:
A
maar, echter
B
doordat, daardoor, als gevolg van
C
ten eerste, verder, ook
Slide 11 - Quizvraag
Welk tekstverband herken je? Door een goede concentratie, kun je sneller je werk afmaken.
A
tijdsvolgorde
B
voorwaarde
C
doel-middel
Slide 12 - Quizvraag
Welke signaalwoorden horen er bij een oorzaak-gevolg tekstverband?
A
doordat, daardoor, met als gevolg
B
ten eerste, daarna, vervolgens, tot slot
C
maar, echter, toch, integendeel
D
zoals, bijvoorbeeld, zo, ter illustratie
Slide 13 - Quizvraag
Opdracht:
Zoek op internet (tip: Nu.nl) verschillende nieuwsberichten en haal 5 oorzaak-gevolg verbanden eruit.
Inleveren via ELO - Opdrachten - NL Huiswerk 15-03
timer
18:00
Slide 14 - Tekstslide
Verzin zelf een zin waarin een oorzaak en gevolg verband wordt genoemd