Spelling kader herhaling

Spelling
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Spelling

Slide 1 - Tekstslide

"Seconde" heeft twee meervoudsvormen
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Schrijf de twee meervoudsvormen van "seconde" op.

Slide 3 - Open vraag

Bij "oma" krijg je in het meervoud een extra "a" voor de uitspraak.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Schrijf het meervoud op van taxi, café, euro.

Slide 5 - Open vraag

Als het woord eindigt op een S, verandert dit in het meervoud ALTIJD in een Z.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Schrijf het meervoud op van fotograaf, wens, grens.

Slide 7 - Open vraag

Als ik zeg: dit is oma's fiets, gebruik ik de apostrof voor de uitspraak.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Als het woord eindigt op een sisklank, hoef ik er met de bezitsvorm niets meer mee te doen.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Maak de bezitsvorm met de volgende woorden: Jonas, Maurice, Den Bosch.

Slide 10 - Open vraag

Als er met de uitspraak niets mis gaat, en het woord niet al eindigt op een sisklank, mag ik de s er gewoon aan vastplakken.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Schrijf de bezitsvorm van de volgende woorden: Milou, broer, Lieke.

Slide 12 - Open vraag

Als ik een bijvoeglijk naamwoord van een werkwoord maak, schrijf ik het woord zo kort mogelijk.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

De geredde man.
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quizvraag

De verbreedde straat.
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quizvraag

Maak bijvoeglijke naamwoorden van de volgende werkwoorden: slaan, schrijven, dragen.

Slide 16 - Open vraag