3-Uiteenzetting: Onderwerp en hoofdgedachte

Taylor
Suze
Teun W.
Sam
Teun K.
Olivier
Floris
Ynzo
Taco
Josefine
Juliette
Pieter
Hidde
Jalissa
Maja
Lars
Max
Florine
Olivia
Eline
Emilie
Faye
Isaac
Rozemarin
Anne
Chiel
docent
V2E
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Taylor
Suze
Teun W.
Sam
Teun K.
Olivier
Floris
Ynzo
Taco
Josefine
Juliette
Pieter
Hidde
Jalissa
Maja
Lars
Max
Florine
Olivia
Eline
Emilie
Faye
Isaac
Rozemarin
Anne
Chiel
docent
V2E

Slide 1 - Tekstslide

Max
Tibbe
Thijs B.
Evi
Thijmen
Jake
Bastian
Sophie
Micky
Lene
Faye
Wieger
Floris
Linus
Frederique
Guus
Thijs R.
Liv
Puck
Tijn
Nancy
Tygo
Fiene
Feline
Niraj
Thieme
Joshua
docent
V2F

Slide 2 - Tekstslide

Nederlands
Schrijven: Uiteenzetting


Nederlands ATC VWO 2- Schrijven

Uiteenzetting
Les 3


Slide 3 - Tekstslide

Wat verwacht ik van jullie?
- Steek je vinger op als je iets wilt zeggen.
- Zachtjes overleggen met de persoon naast je mag, maar zorg dat je de mensen aan andere tafels niet stoort.






Slide 4 - Tekstslide

Deze les
  1. Herhaling 
  2. Vragen beantwoorden L.U.
  3. Aanmelden Learnbeat
  4. Voorbeelden analyseren
  5. Verder werken aan eigen bouwplan
  • leerdoelen uiteenzetting
  • fasen schrijfvaardigheid
  • tekstopbouw
  • tekststructuren

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je nog over...
...een uiteenzetting?
...een mening in een uiteenzetting?
...het schrijven van een inleiding?

Slide 6 - Tekstslide

leerdoelen uiteenzetting

Slide 7 - Tekstslide

objectieve
uitleg geven
zonder mening

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

fasen schrijfvaardigheid
oriënteren
voorbereiden
schrijven
herschrijven

Slide 10 - Tekstslide

Oriënteren
Voorbereiden

Slide 11 - Tekstslide

informeren
wordt bekend op de toets
  • Met een hoofdgedachte geef je aan wat je wilt bereiken als schrijver met de tekst. Je formuleert dit in één volledige zin. 
*
*

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Tekstopbouw
inleiding
middenstuk
slot

Slide 16 - Tekstslide

Inleiding
* Visitekaartje van je tekst
* De aandacht van de lezer trekken
* Introductie van het onderwerp

Slide 17 - Tekstslide

Middenstuk
* meerdere alinea's
* boodschap van de tekst wordt
duidelijk
* feitelijke informatie wordt
overgebracht
* uitleg van de informatie
staat centraal
* uitwerking van verschijnsel, vraag,
onderzoek of probleem

Slide 18 - Tekstslide

Slot
* mooie afsluiting van de tekst
* het is de uitsmijter
* Conclusie, samenvatting of oplossing
rtl.nl/rtl-nieuws/rtl-z/artikel/5379677/weer-meer-miljonairs-ons-land-relatief-veel-boeren-en-bankiers

Slide 19 - Tekstslide

Tekststructuren
Een tekst voor een uiteenzetting kan geschreven worden in verschillende tekststructuren

Slide 20 - Tekstslide

Aspectenstructuur






Welke invloed heeft het Coronavirus op jongeren gehad? 

Slide 21 - Tekstslide

Probleem/oplossing




Door de zeer besmettelijke vogelgriep, moeten er jaarlijks tienduizenden kippen geruimd. Wat kan daar aan worden gedaan?

Slide 22 - Tekstslide

Verleden-heden(-toekomst)structuur






Taalverandering in kinderboeken

Slide 23 - Tekstslide

Verklaringsstructuur





Alles wat je moet weten over 
het Noorderlicht.

Slide 24 - Tekstslide

Vraag-antwoordstructuur






Wat is het belang een publieke omroep?

Slide 25 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
A. Argumentatiestructuur
B. Aspectenstructuur
C. Vraag-antwoordstructuur
D. Voor- en nadelenstructuur 

Slide 26 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
A. Argumentatiestructuur
B. Aspectenstructuur
C. Vraag-antwoordstructuur
D. Voor- en nadelenstructuur 

Slide 27 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
A. Argumentatiestructuur
B. Aspectenstructuur
C. Vraag-antwoordstructuur
D. Voor- en nadelenstructuur 

Slide 28 - Tekstslide

Vragen beantwoorden

Slide 29 - Tekstslide


Ik weet welke tekststructuur ik ga gebruiken voor mijn (oefen)uiteenzetting.
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Welke hoofdgedachte heb jij opgenomen in het bouwplan?

Slide 31 - Open vraag

Een tussenkopje en het deelonderwerp zijn altijd hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Een deelonderwerp bestaat uit maximaal 5 woorden. Net zoals het onderwerp van mijn tekst.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 33 - Quizvraag

In het bouwplan moet ik minimaal drie betrouwbare bronnen verwerken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Aan de slag!
  • meld je aan in LEARNBEAT (code op het bord)
  • Analyseer de twee voorbeelden (uitgedeelde printjes): wat is goed, wat kan beter?
  • Vul je bouwplan aan (je kan hiervoor goede punten uit de  voorbeelden overnemen). Schrijf KERNZINNEN (per alinea 1) op die je wilt gebruiken in je tekst. Let op: In je bouwplan mag alleen een kernzin staan, niet meer tekst.
  • Is je bouwplan klaar, begin dan met het schrijven van een inleiding in LEARNBEAT

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Link

Welke manieren gebruikt de schrijver in de inleiding om de lezer nieuwsgierig te maken naar de rest van de tekst?
A
Kort, grappig verhaaltje
B
Vragen stellen
C
Aanleiding voor het schrijven noemen
D
Onderwerp introduceren

Slide 37 - Quizvraag

Aan de slag!
Wat? Open jouw bouwplan van de vorige les.
Tijd? Rest van de les.
Hoe? Voor jezelf.
Overleg? Zachtjes met klasgenoot naast je.
Vul in:
Tekststructuur: welke tekststructuur ga je gebruiken?
Deelonderwerpen: over welke drie deelonderwerpen wil je gaan schrijven?
Kernzinnen: wat wordt de kernzin van de drie deelonderwerpen?
Vorige les:
- hebt je drie betrouwbare bronnen gezocht bij jouw gekozen onderwerp.
- heb je nagedacht over je inleiding. Dat staat ingevuld in bouwplan (zoek in je map Nederlands).




Je gaat nu verder met...

Slide 38 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Open jouw bouwplan van de vorige les.
Tijd? Rest van de les.
Hoe? Voor jezelf.
Overleg? Zachtjes met klasgenoot naast je.
Vul in:
Tekststructuur: welke tekststructuur ga je gebruiken?
Deelonderwerpen: over welke drie deelonderwerpen wil je gaan schrijven?
Kernzinnen: wat wordt de kernzin van de drie deelonderwerpen?
Wat: Open je bouwplan en vul aan:
Tekststructuur: welke tekststructuur ga je gebruiken?
Deelonderwerpen: over welke drie deelonderwerpen ga je schrijven? Gebruik hiervoor jouw gevonden bronnen.
Kernzinnen: wat worden de kernzinnen van je drie deelonderwerpen?
Manier waarop je de tekst afsluit:
  • conclusie
  • samenvatting
  • advies/oplossing van een probleem

Tijd: Rest van de les.
Hoe: Voor jezelf.
Overleg: Zachtjes met klasgenoot naast je.

Klaar? Open je tekst (LEARNBEAT). Herlees je geschreven inleiding. Neem daarna je kernzinnen over. Iedere kernzin is de basis voor een alinea in je tussenstuk.


Slide 39 - Tekstslide

Je hebt nu...
meer inzicht in hoe de uiteenzetting eruit gaat zien.

Je weet weer...
wat je hoofdgedachte is...

Je bent bezig...
met het maken van de d-toets uiteenzetting.

Dank jullie wel en fijne avond

Slide 40 - Tekstslide

Volgende les
Boek mee uit de leeslijst.


Slide 41 - Tekstslide

Kijk naar het schilderij en beschrijf wat JIJ ziet

Het is de bedoeling dat je niet alleen beschrijft welke kleuren of vormen je ziet, maar ook wat jij in het schilderij ziet (wat bedoelt de schilder, wat stelt het voor?)

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Beeldspraak
Beelden in taal gebruiken om op een andere manier de werkelijkheid te vertellen of om iets heel nieuws te maken.

Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Het is een stijlfiguur

Slide 44 - Tekstslide

Beeldspraak 


Je kamer is net 
een zwijnenstal

Slide 45 - Tekstslide

Beeldspraak

Slide 46 - Tekstslide

Soorten beeldspraak:
Vergelijking: je vergelijkt een beeld met de werkelijkheid "Je tuin ziet eruit als een wildernis."
Metafoor: je noemt alleen het beeld; de werkelijkheid wordt weggelaten "Wat is dit een wildernis"  (de tuin wordt dus niet meer genoemd!) 
Personificatie: levenloos ding (of een dier) wordt als een levend persoon beschouwd, krijgt menselijke eigenschappen. "De wind streelt zacht mijn wang "

Slide 47 - Tekstslide

maak een elfje en gebruik beeldspraak


regel 1: een woord
regel 2: twee woorden
regel 3: drie woorden
regel 4: vier woorden
regel 5: één woord, dat het gedicht samenvat

Slide 48 - Tekstslide

Inleiding
* Visitekaartje van je tekst
* De aandacht van de lezer trekken
* Introductie van het onderwerp

Slide 49 - Tekstslide