18/9 uiteenzetting

Uiteenzetting, betoog en beschouwing
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Uiteenzetting, betoog en beschouwing

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • weet je hoe een uiteenzetting is opgebouwd en welke manieren je daarbij kan inzetten;
  • weet je weer wat een uiteenzetting, betoog en beschouwing zijn en kun je onderscheid maken tussen deze drie;
  • heb je geoefend met het schrijven van een betogende tekst en een uiteenzetting.


Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Nieuwe lesstof

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Tekstsoorten

1) Informatieve tekst / Uiteenzetting


2) Betogende tekst / betoog


3) Beschouwende tekst / beschouwing

Tekstdoelen

1) Informeren
1) Uiteenzetten

2) Overtuigen
2) Tot actie aanzetten

3) Beschouwen
3) Vermaken

Slide 8 - Tekstslide

Informerende en uiteenzettende teksten
Tekstdoel
Doel schrijver
Tekstsoort
Tekstvorm
Informeren
Verslag doen, gegevens verstrekken
Informatieve tekst
Nieuwsbericht, verslag
Uiteenzetten
Uitleggen
Uiteenzetting
Schooltekst, achtergrondartikel, populairwetenschappelijk artikel

Slide 9 - Tekstslide

Mogelijke tekststructuren: 
- vraag/antwoordstructuur 
- voor- en nadelenstructuur 
- verklaringsstructuur 
- aspectenstructuur 
- verleden/heden/toekomststructuur 

Slide 10 - Tekstslide

Inleiding: onderwerp
middenstuk: het onderwerp vroeger en nu wordt besproken
slot: conclusie

Deze indeling hoort bij de volgende structuur:
A
probleem-oplossingsstructuur
B
voor- en nadelen structuur
C
verklaringsstructuur
D
verleden-heden-toekomststructuur

Slide 11 - Quizvraag

Verklaringsstructuur
- inleiding: bepaald verschijnsel
- kern: kenmerken/ verklaringen/ voorbeelden
- slot: ?
Wat moet er op de plaats van het vraagteken staan?
A
samenvatting
B
eigen mening
C
het probleem
D
vraagstelling

Slide 12 - Quizvraag

Welke structuur bevat redenen in het middenstuk?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
verleden-heden-toekomststructuur
C
verklaringsstructuur
D
voor- en nadelenstructuur

Slide 13 - Quizvraag

Uiteenzetting
  • Informatief: je doel is informeren
  • Objectief, dus je geeft niet je eigen mening 
  • Geef de mening van anderen op een objectieve manier weer
  • Vooral feiten die waar en controleerbaar zijn én uitleg met voorbeelden.
  • Geef bij belangrijke gegevens de bronnen waaruit de informatie komt (APA)

  • Hoofdgedachte is een constatering
  • Diverse tekststructuren mogelijk
  • In een zakelijke stijl geschreven
  • Duidelijke (onder)titel waarin je het onderwerp benoemt of  stel er een feit in 

Slide 14 - Tekstslide

Inleiding
* Visitekaartje van je tekst
* De aandacht van de lezer trekken
* Introductie van het onderwerp

Slide 15 - Tekstslide

Middenstuk
* meerdere alinea's
* boodschap van de tekst wordt
duidelijk
* feitelijke informatie wordt
overgebracht
* uitleg van de informatie
staat centraal
* uitwerking van verschijnsel, vraag,
onderzoek of probleem

Slide 16 - Tekstslide

Slot
* mooie afsluiting van de tekst
* het is de uitsmijter
* Conclusie, samenvatting of oplossing

Slide 17 - Tekstslide

Mogelijke tekststructuren: 
- vraag/antwoordstructuur 
- voor- en nadelenstructuur 
- verklaringsstructuur 
- aspectenstructuur 
- verleden/heden/toekomststructuur 

Slide 18 - Tekstslide

Aspectenstructuur
Inleiding: onderwerp
Middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp
Slot: samenvatting 

Aspectenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke invloed heeft het Coronavirus op jongeren?" 

Slide 19 - Tekstslide

Verleden-heden(-toekomst)structuur
Tekstdoel: informeren

Inleiding: introductie onderwerp
Middenstuk: situatie vroeger en nu / ontwikkeling
Slot: conclusie of voorspelling toekomst

Slide 20 - Tekstslide

Voor-nadelenstructuur
Inleiding: vraag of stelling
Middenstuk: voordelen// nadelen
Slot: afweging // conclusie 

Voor- nadelenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Wat zijn de voor- en nadelen van het vaccineren van jongeren?"

Slide 21 - Tekstslide

Verklaringsstructuur
Tekstdoel: informeren

Inleiding: bepaald verschijnsel
Middenstuk: kenmerken / voorbeelden / verklaringen / oorzaken / redenen
Slot: samenvatting of conclusie

Slide 22 - Tekstslide

Vraag-antwoordstructuur
Inleiding: vraag
Middenstuk: antwoord 
Slot: samenvatting of conclusie 

Vraag-antwoordstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke maatregelen kan ik zelf treffen tegen het coronavirus?" 

Slide 23 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
A. Argumentatiestructuur
B. Aspectenstructuur
C. Vraag-antwoordstructuur
D. Voor- en nadelenstructuur 

Slide 24 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
A
Argumentatiestructuur
B
Aspectenstructuur
C
Vraag-antwoordstructuur
D
Voor- en nadelenstructuur

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
A. Argumentatiestructuur
B. Aspectenstructuur
C. Vraag-antwoordstructuur
D. Voor- en nadelenstructuur 

Slide 27 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
A
Argumentatiestructuur
B
Aspectenstructuur
C
Vraag-antwoordstructuur
D
Voor- en nadelenstructuur

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
A. Argumentatiestructuur
B. Aspectenstructuur
C. Vraag-antwoordstructuur
D. Voor- en nadelenstructuur 

Slide 30 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
A
Argumentatiestructuur
B
Aspectenstructuur
C
Vraag-antwoordstructuur
D
Voor- en nadelenstructuur

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Verschillende invalshoeken:
- Technische uitleg (hoe werkt iets) 
- Maatschappelijke / sociale uitleg (welke rol speelt het in het leven van mensen?) 
- Historische uitleg (hoe heeft de ontwikkeling plaatsgevonden, wat is de geschiedenis?) 
- Actuele uitleg (waarom is een onderwerp nu relevant / wat zijn de laatste inzichten?) 

Slide 33 - Tekstslide

Werk voor deze en de volgende les + huiswerk: Alvast aan het werk? 

Pak je VIP en noteer:
Blz. 17-18, opdracht 10 + 11
Klaar = lezen
Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over dingen die je niet begreep!
timer
20:00

Slide 34 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • weet je hoe een uiteenzetting is opgebouwd en welke manieren je daarbij kan inzetten;
  • weet je weer wat een uiteenzetting, betoog en beschouwing zijn en kun je onderscheid maken tussen deze drie;
  • heb je geoefend met het schrijven van een betogende tekst en een uiteenzetting.


Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 35 - Tekstslide

Ik weet hoe een uiteenzetting is opgebouwd en welke manieren daarvoor zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter? Wat ga je daarvoor doen?

Slide 37 - Open vraag

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders zien?

Slide 38 - Open vraag