H1 Spelling: Leestekens

Week 21, 22 en 23
Heel veel spelling!   
SO - Dictee 12 juni

  • Leestekens
  • Samenstellingen ( herhaling)
  • Werkwoorden ( in samengestelde zinnen)
  • Hoofdletters en aanhalingstekens


1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Week 21, 22 en 23
Heel veel spelling!   
SO - Dictee 12 juni

  • Leestekens
  • Samenstellingen ( herhaling)
  • Werkwoorden ( in samengestelde zinnen)
  • Hoofdletters en aanhalingstekens


Slide 1 - Tekstslide

Deze week

  • H1 Spelling  - Leestekens- taak opdracht 5
  • H4 Spelling - Samenstellingen - taak opdracht 5
  • H4 Spelling - Werkwoorden taak - taak opdracht 5




Slide 2 - Tekstslide

H1 Spelling: Leestekens

Slide 3 - Tekstslide

Welke leestekens ken je?

Slide 4 - Open vraag

Punt
Na een zelfstandige zin, mededelende*  zin.

*geen vraag of uitroep

Slide 5 - Tekstslide

Komma
  • Tussen twee persoonsvormen: '
'Als je goed oplet, kun je het straks toepassen.'

  • Voor een signaalwoord (nadat, voordat, maar, terwijl, zodat, zodra, omdat, dus), maar niet bij en & of : 
'Ik heb een drukke dag gehad, dus ik ben toe aan wat rust

  • Als je delen van een zin niet los kunt uitspreken: 
'Hij werkte hard, verdiende veel geld en bereikte uiteindelijk zijn doel.

Slide 6 - Tekstslide

Puntkomma
  • Als twee zelfstandige zinnen samenhangen.

'Ik ga naar de supermarkt om boodschappen te doen; mijn broer gaat naar de bibliotheek om een boek terug te brengen.'

'Het regent vandaag; laten we onze paraplu's meenemen.'

'Ik ben dol op pizza; mijn zus vindt echter pasta lekkerder.'

'Hij is een getalenteerde muzikant; bovendien schrijft hij ook eigen nummers.'

Slide 7 - Tekstslide

Dubbele punt
  • Als twee zelfstandige zinnen samenhangen en de tweede zin een toelichting vormt op de eerste zin. Bijvoorbeeld een uitleg of een voorbeeld.

'Er is één ding dat ik zeker weet: ik zal mijn best doen om te slagen.'

'Hij had maar één verlangen: een wereldreis maken.'

'Ik zal je het geheim vertellen: ik ben al maanden verliefd op haar.'

'Het recept vereist enkele basisingrediënten: bloem, suiker, eieren en melk.'


Slide 8 - Tekstslide

Vragen
Leg met behulp van de theorie uit waarom het leesteken tussen haakjes correct gebruikt is.

Slide 9 - Tekstslide

'Panda's zien eruit als beren(,) maar hun gedrag lijkt op dat van katachtigen.'

Slide 10 - Open vraag

'De politie luistert veel criminelen af(.) Rechters zijn niet blij met die praktijk.'

Slide 11 - Open vraag

'Ik plaats zonnepanelen op het dak(:)ik wil besparen op mijn energierekening.'

Slide 12 - Open vraag

'Bij dat bedrijf vallen veel ontslagen; daarbij wordt niemand ontzien.'

Slide 13 - Open vraag

Oefening (12 vragen)
Kies het leesteken dat op de plaats van de 
haakjes () past:een punt ,een komma, een puntkomma of een dubbele punt. 

Slide 14 - Tekstslide

Ik ga graag naar de bioscoop()terwijl mijn ouders liever naar het theater gaan.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 15 - Quizvraag

Daar vliegt een ooievaar()zou die bij het nest op het dak van de kerk horen?
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 16 - Quizvraag

Als het morgen regent()gaat de excursie naar de dierentuin niet door
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 17 - Quizvraag

Jos draagt graag een pak()verder heeft hij chique schoenen en dure horloges.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 18 - Quizvraag

Jesse koopt vaak nieuwe cd's ()die hij meestal op internet bestelt.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 19 - Quizvraag

De laatste winter was ijskoud()met name in januari heeft het hard gevroren.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 20 - Quizvraag

Als piloot verdien je goed()toch zou ik liever een andere baan hebben.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 21 - Quizvraag

Erica kan werkelijk prachtig zingen()het is jammer dat ze geen gitaar speelt.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 22 - Quizvraag

Anders dan vaak beweerd wordt()groeien haren niet sneller na het scheren.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 23 - Quizvraag

Je moet deze kuur afmaken()want anders werkt het medicijn niet.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 24 - Quizvraag

Alle wedstrijden van morgen zijn afgelast()de velden zijn te nat door de regen.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 25 - Quizvraag

Engelse scholieren dragen een uniform()zou dat ook iets zijn voor ons land?
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 26 - Quizvraag

Je hebt nu  van H1 Spelling, opdracht 2 en 3 gemaakt 
(taak week 19) 
Maak  nu van H1 Spelling, opdracht 4.

Let op goed op de spelling, als je de woorden overschrijft!

Slide 27 - Tekstslide