Leg uit waarom de volgende leestekens in de zinnen goed zijn gebruikt.
1. Panda's zien eruit als beren, maar hun gedrag lijkt op dat van katachtigen.
2. De politie luistert veel criminelen af. Rechters zijn niet blij met die praktijk.
3. Bij de reorganisatie vallen zeker ontslagen; daarbij wordt niemand ontzien.
4. Er zijn problemen met het spoor. Veel treinen hebben dan ook vertraging.
5. Ik plaats zonnepanelen op het dak: ik wil besparen op mijn energierekening.
6. Wie op de maan struikelt, valt niet hard, omdat ze zwaartekracht gering is.