Les 6. 3.9 DNA naar eiwit [les 1]

Welkom
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Pen, potlood & notitieschrift pakken

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Pen, potlood & notitieschrift pakken

Slide 1 - Tekstslide

We weten dat onze eigenschappen vaststaan op het DNA. We kunnen berekenen wat de kans is dat we een bepaalde eigenschap krijgen. We kunnen berekenen wat de kans is dat een eigenschap tot uiting komt.

De volgende vraag is: hoe komt die eigenschap in de praktijk dan toch tot uiting? Oftewel, waarom, als jij het allel voor ogen hebt, zijn je irissen bruin?

Slide 2 - Open vraag

Leerdoelen
- Je kent de moleculaire structuur van DNA

- Je kent de weg van DNA naar eiwit 

Slide 3 - Tekstslide

aantal chromosomen
DNA bestaat uit twee 
We lezen samen uit het boek:

De structuur van het DNA-molecuul lijkt op een gedraaide ladder, een soort wenteltrap, dubbele helix genoemd. Het molecuul is opgebouwd uit twee hele lange ketens van telkens dezelfde bouwstenen, namelijk een desoxyribose (een suikermolecuul), een fosfaat (een stof waar het element fosfor - P - in zit) en een stikstofbase. Zo'n bouwsteen wordt een nucleotide genoemd. Desoxyribose en fosfaat vormen de zijkanten van de ladder. Tussen deze twee ketens liggen de 'sporten' van de ladder: telkens twee stikstofbasen die een paar vormen.

Slide 4 - Tekstslide

DNA bestaat dus uit desoxyribose, een fosfaatgroep en stikstofbasen. Er zijn 4 soorten stikstofbasen: A, T, G, C. Waar staan deze 4 letters voor? (binas)

Slide 5 - Open vraag

Bekijk tabel 71B.
a. Welke twee stikstofbasen vormen altijd een binding met twee H-bruggen?
b. Welke twee stikstofbasen vormen altijd een binding met drie H-bruggen?

Slide 6 - Open vraag

aantal chromosomen
DNA bestaat uit twee 
De stikstofbasen:

A - adenine
T - thymine
C- cytosine
G - guanine




Adenine zit altijd vast aan thymine (A-T of T-A)
Cytosine zit altijd vast aan guanine (C-G of G-C)

Slide 7 - Tekstslide

Ik heb een streng DNA met de volgende code AATGTCGTC. Hoe codeert de daarbij horende streng DNA?

Slide 8 - Open vraag

Waarom kunnen A&G of C&T niet tegenover elkaar staan?

Slide 9 - Open vraag

aantal chromosomen
DNA bestaat uit twee 
Het aflezen van DNA en hier een ketting van aminozuren van maken (eiwit/ enzym) gebeurt in de ribosomen.

En dan nu...... 'de code'.

Elke 3 stikstofbasen coderen voor één soort aminozuur. 
Een ketting aminozuren vormen weer een eiwit.
Welke aminozuren, en de volgorde, maken een eiwit uniek. 
De volgorde van DNA bepaalt dus de volgorde van de aminozuren en dus welk eiwit je maakt.

Slide 10 - Tekstslide

Aminozuren zijn de bouwstenen van eiwitten. Dat betekent dat het DNA eigenlijk de code is voor aminozuren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Kan DNA de celkern uit?
A
Ja, altijd
B
Nee, nooit
C
Enkel voor eiwitsynthese
D
Hangt van het celtype af

Slide 12 - Quizvraag

RNA
DNA kan worden gekopieerd tot RNA

RNA kan de celkern wel uit

Wat zijn de verschillen tussen RNA en DNA?

Slide 13 - Tekstslide

Ik heb een streng DNA met de volgende code AATGTCGTC. Hoe codeert de daarbij horende streng RNA?

Slide 14 - Open vraag

Bekijk tabel 71G.
Welk aminozuur hoort er bij AAA?

Slide 15 - Open vraag

We hebben de DNA code CGCCGAATC. Welke aminozuren horen hierbij (T1, 2p)
PS: eerst naar RNA gaan

Slide 16 - Open vraag

Bij de vorige vraag zagen we voor welk aminozuur de code ATC staat. Wat gebeurt er met het te vormen eiwit als de eerste A veranderd in een C? (probeer zo volledig mogelijk te antwoorden) (T2)

Slide 17 - Open vraag

Welke streng is dan het gen?
We hebben twee strengen DNA. Deze zijn verschillend van elkaar en dus krijg je andere aminozuren. De coderende streng bevat het gen. De matrijsstreng staat daar tegenover en bevat dus niet het gen. Tegenover de matrijsstreng wordt dus het RNA gemaakt 

Slide 18 - Tekstslide

Een stuk DNA heeft een coderende streng van de volgende code ATGCCAATT. Welke RNA code hoort hierbij? En welke aminozuren? (T2, 3p)

Slide 19 - Open vraag

Bij sommige insecten is 15% van het genetisch materiaal hoog repetitief. Dat wil zeggen dat een stuk genetische code steeds maar weer terugkeert.
Zo komt er in de coderende streng van het genoom een lang stuk voor waarin vele malen de basevolgorde ATAA achter elkaar geplakt is.

Voor maximaal hoeveel verschillende aminozuren codeert dit repetitieve materiaal? Leg je antwoord uit (I, 3p)

Slide 20 - Open vraag

Huiswerk


3.9 Toetsvragen


Slide 21 - Tekstslide