Blok 5 Bieden van ondersteuning

Blok 5 Bieden van ondersteuning
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Blok 5 Bieden van ondersteuning

Slide 1 - Tekstslide

1 Ondersteuning bieden

 

Vertrouwen opbouwen

Ondersteunen en begeleiden begint met het opbouwen van een vertrouwensrelatie. Als je een vertrouwensrelatie hebt met de zorgvrager, dan worden dingen makkelijker bespreekbaar. Je kunt het makkelijker hebben over de dingen die belangrijk zijn voor de cliënt of over dingen waar de cliënt tegenaan loopt.

Verder is het belangrijk dat je de ondersteuningsvragen goed in kaart brengt. Dat is het uitgangspunt van je begeleiding en ondersteuning. Ondersteuningsvragen in kaart brengen is een onderdeel van het methodisch proces.

Als je de ondersteuningsvragen helder hebt dan ga je samen met de zorgvrager en zijn naaste bespreken welke ondersteuning de zorgvrager nodig heeft. Die ondersteuning leg je vast in het zorgplan. 

Er zijn veel ondersteuningsmethodes, in het volgende hoofdstuk gaan we een aantal verder toelichten.

Slide 2 - Tekstslide

2. Ondersteuningsmethodes

Ga zoveel mogelijk uit van de kracht en de eigen regie van de zorgvrager

Communicatie is key

Om te bepalen welke ondersteuningsmethode past bij het ondersteuningsmoment, is het belangrijk dat je naar de ondersteuningsvraag kijkt van de zorgvrager. Vergeet daarbij niet om de wensen van de zorgvrager in kaart te brengen. Ga ook zoveel mogelijk uit van de kracht en de eigen regie van de zorgvrager. Communicatie is heel belangrijk om ondersteuningsmethodes goed te kunnen toepassen.

Tip: Pas de kennis die je hebt geleerd in module 3 over communicatie toe bij de ondersteuningsmethodes die je gaat gebruiken.
Er zijn veel verschillende ondersteuningsmethodes. Laten we er eens een paar bekijken!





Slide 3 - Tekstslide

Zes algemene ondersteuningsmethodes

De zes ondersteuningsmethodes die we gaan bekijken zijn:

1. Begeleiden
2. Motiveren
3. Coachen
4. Enthousiasmeren
5. Activeren
6. Het overnemen van zorg

Slide 4 - Tekstslide

2.1. Begeleiden
Bij begeleiden is het doel de zorgvrager zoveel mogelijk de eigen regie te geven. 

Je bespreekt met de zorgvrager de mogelijkheden en neemt daarin de voorkeuren van de zorgvrager mee. Het is belangrijk dat jij de zorgvrager “volgt” en niet dat jij als zorgverlener sturend of bepalend bent. Waar mogelijk laat je de zorgvrager zijn eigen zorgvraag formuleren, als de zorgvrager daar niet meer toe in staat is, help je hem daar mee.

De begeleiding kan uit verschillende elementen bestaan, zoals ondersteunen in praktisch handelen, begeleiden in contact maken of begeleiden in financieel beheer. Bij de begeleiding is het zinvol om ook de naasten of het netwerk erbij te betrekken, zodat zij op de hoogte zijn van de afspraken en kunnen ondersteunen waar nodig.

Waar mogelijk laat je de zorgvrager zijn eigen zorgvraag formuleren. Als de zorgvrager daar niet meer toe in staat is, dan help je hem daar mee.



Slide 5 - Tekstslide

2.2. Motiveren
Motiveren wordt vaak ingezet als de zorgvrager van gedrag moet veranderen. Veelal worden er motiverende gesprekken gevoerd om de zorgvrager inzicht te geven in wat er veranderd moet worden. Die gesprekken helpen ook tegenslagen te analyseren, bijvoorbeeld waarom gedragsverandering niet lukt. Door dat samen met de zorgvrager te analyseren, krijgt de zorgvrager inzicht in het probleem en kan hij of zij vervolgens samen met de zorgverlener naar een oplossing zoeken.
 

Bij de ondersteuningsmethode 'motiveren' is het belangrijk dat je de zorgvrager positief
benadert, stimuleert en complimenten geeft. Bijvoorbeeld: “Wat goed dat u zich hebt aangemeld voor bewegen met ouderen, dat is de eerste stap om meer te gaan bewegen.”

Slide 6 - Tekstslide

2.3. Coachen
Bij coachen sta je ‘aan de zijlijn’. Je laat de zorgvrager zelf zijn ondersteuningsvraag oplossen. Je kunt mogelijkheden aanreiken, maar de zorgvrager bepaalt.
 

 Je stimuleert de zorgvrager en geeft aanwijzingen als de zorgvrager daar om vraagt. Het lastige bij coachen is: wanneer grijp je als zorgverlener in als het mis dreigt te gaan? 

Want een situatie die niet goed is verlopen kan heel leerzaam zijn, veel leerzamer dan wanneer je zou hebben ingegrepen. Deze vorm van ondersteuning wordt vaak ingezet bij mensen met niet aangeboren hersenletsel.

Slide 7 - Tekstslide

2.4. Enthousiasmeren
Bij de ondersteuningsmethode 'enthousiasmeren' wil je de zorgvrager overtuigen van het nut van je oplossing. Belangrijk is dat je goed weet welke waarden de zorgvrager belangrijk vindt. Die waarden kun je gebruiken in het overtuigen waarom je oplossing goed bij de zorgvrager past.

Bijvoorbeeld: een zorgvrager kan moeilijk opstaan uit zijn stoel, dus je stelt een sta-op-stoel voor. De zorgvrager ziet dat niet zitten, want dat kost geld en zijn eigen stoel zit nog prima. Hij vindt het zonde om een nieuwe stoel te kopen. Maar de zorgvrager vindt zijn zelfstandigheid wel belangrijk; hulp vragen vindt hij niet prettig. Door te benoemen dat de sta-op-stoel deze zelfstandigheid bevordert, kan dat helpen in het besluit om toch zo’n stoel te kopen.

Belangrijk is dat je goed weet welke waarden de zorgvrager belangrijk vindt.


Slide 8 - Tekstslide

2.5. Activeren 
Bij de activerende ondersteuningsmethode los je een probleem op een structurele manier op. 
Bij deze vorm van ondersteunen ben je als zorgverlener sturend en neem jij het initiatief. Deze vorm wordt veel toegepast bij zorgvragers die, bijvoorbeeld door hun depressie, moeilijk besluiten kunnen nemen of structuur kunnen aanbrengen aan hun leven.

Slide 9 - Tekstslide

2.6. Het overnemen van zorg
Overnemen van de zorg kan tijdelijk of blijvend zijn, bijvoorbeeld omdat de zorgvrager door lichamelijke of geestelijke problemen even niet in staat is om zichzelf te verzorgen. Als zorgverlener bespreek je met de zorgvrager, en waar mogelijk ook met diens naaste, welke ondersteuningsvragen er zijn en op welke wijze het wenselijk is om de zorg te verlenen.

De ondersteuningsvragen en de afspraken worden in het ondersteuningsplan genoteerd. 

Bij tijdelijk overnemen van zorg zal je als zorgverlener steeds beoordelen of de zorgvrager een stukje zorg weer zelf uit kan voeren.

Je kent nu zes verschillende ondersteuningsmethodes. In het volgende hoofdstuk beschrijven we de ondersteuningsmethodes die je in kunt zetten in de gerontopsychiatrie.


Slide 10 - Tekstslide

Ondersteunen van een oudere met een depressie


Het ondersteunen van zorgvragers met een depressie is met name gericht op de beleving van eigenwaarde. Je wil dat ze weer respect krijgen voor zichzelf en dat ze de zin van het leven weer zien en ervaren.

Een zorgvrager met een depressie is over het algemeen moeilijk te motiveren om dingen te ondernemen. Uit bed komen en zichzelf wassen vinden ze vaak vermoeiend. Zorgverleners hebben de neiging om deze handelingen over te nemen. Maar dat bevordert de zelfredzaamheid niet. Sterker nog, het kan het gevoel van minderwaardigheid juist versterken. Zo'n situatie stimuleert gedachten zoals: ‘Het lukt mij ook al niet om mijzelf aan te kleden, wat een last ben ik voor een ander.’ Het is daarom belangrijk dat je de zorgvrager betrekt bij de zorgmomenten en hem zelf de keuze geeft. Vraag bijvoorbeeld: ‘Kom je uit bed? Wil je eerst eten of eerst douchen?’

Als zorgverlener richt jij je in de begeleiding met name op een positief zelfbeeld en eigenwaarde herontdekken. Structuur en een goede dagbesteding die aansluit bij de interesse van de zorgvrager helpen daarbij. Ook motiverende gesprekken kunnen helpen. Heb het bijvoorbeeld over het nut dat de oudere nog kan hebben voor de maatschappij.

Bewegen schijnt ook goed te zijn voor zorgvragers met een depressie. In het volgende filmpje legt professor Scherder uit waarom bewegen zo belangrijk is voor ouderen met een depressie.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Ondersteunen van een oudere met schizofrenie

Accepteer de zorgvrager zoals hij is. Voor een zorgvrager met schizofrenie is het belangrijk dat hij zich gewaardeerd voelt. Dat hij voelt dat hij de moeite waard is. Ondersteun hem in situaties waar hij bang voor is. Je zorgt als zorgverlener dat de zorgvrager zich veilig bij je voelt. 

Je geeft de zorgvrager houvast door te doen wat je zegt en je afspraken na te komen.
Bij hallucinaties ga je niet in discussie en ontken je de situatie ook niet, Als je dat wel doet dan kan dat het vertrouwen schaden. 

Je reageert vanuit een laag EE*.
Als de zorgvrager boos reageert, vat het dan niet persoonlijk op en laat het, binnen kaders, gebeuren.








* EE staat voor Expressed Emotion. 

Zorgvragers kunnen slecht omgaan met een kritische, afwijzende, ongeduldige of vijandige houding. Maar ook met een (te) amicale of zeer hartelijke houding kunnen ze moeilijk omgaan. Bij een laag EE zoek je wel contact met de zorgvrager, maar dring je niet aan. Je laat het initiatief over aan de zorgvrager. De zorgverlener reageert neutraal met weinig emotie, zonder koud en kil over te komen.


Slide 13 - Tekstslide

Ondersteuningsmethodes bij ouderen die agressief reageren


Het uitgangspunt is natuurlijk dat je agressie voorkomt. Tekenen van agressie herkennen, met behulp van vroeg-signaleringsplannen, kan je daar goed bij helpen.

Je leert zo vroegtijdig signalen van agressie herkennen en de zorgvrager uit de situatie te halen of de situatie te keren.
Mocht de situatie toch uit de hand lopen en de zorgvrager wordt agressief, dan is het goed een basishouding aan te nemen:

- Straal rust uit, dat kan een positief effect hebben.
- Blijf contact houden met de zorgvrager, als er contact is dan kun je het gesprek nog aangaan.
- Houdt ongeveer twee armlengtes afstand, dan blijf je buiten bereik van de zorgvrager, maar ben je niet afstandelijk.
- Blijf respectvol en geduldig; humor kan soms de spanning doen doorbreken.



Naast de basishouding moet je er als zorgverlener voor zorgen dat de agressie niet verder ontwikkelt. De-escaleren is hierin erg belangrijk. Je doet dit door de zorgvrager ruimte te geven om zijn spanningen te uiten. Je bent niet gericht op het oplossen van het probleem, maar het gaat om het uiten van de boosheid. Jij als hulpverlener bent geduldig, vriendelijk en niet dwingend.
 
Door dit gedrag zorg je voor veiligheid en vertrouwen. Stel korte vragen, geef aan wat je ziet bij de zorgvrager en probeer de zorgvrager af te leiden door bijvoorbeeld samen iets te doen.
....




Slide 14 - Tekstslide

....
Naast de basishouding moet je er als zorgverlener voor zorgen dat de agressie niet verder ontwikkelt. De-escaleren is hierin erg belangrijk. Je doet dit door de zorgvrager ruimte te geven om zijn spanningen te uiten. Je bent niet gericht op het oplossen van het probleem, maar het gaat om het uiten van de boosheid. Jij als hulpverlener bent geduldig, vriendelijk en niet dwingend.
Door dit gedrag zorg je voor veiligheid en vertrouwen. Stel korte vragen, geef aan wat je ziet bij de zorgvrager en probeer de zorgvrager af te leiden door bijvoorbeeld samen iets te doen.

Je moet ook grenzen stellen. Geef duidelijk op een assertieve wijze aan waar de grenzen liggen. Die grenzen moet je ook bewaken. Als de zorgvrager voelt dat jij niet standvastig bent, dan zal hij proberen de grenzen te overschrijden. Als jij je grens aangeeft, geef dan ook aan welke gevolg het voor de zorgvrager heeft als hij de grens wel overschrijdt.
Geef alternatieven aan voor de gevolgen, zodat de zorgvrager een keuzemogelijkheid heeft.

Als de zorgvrager de grenzen wel overschrijdt, dan bestaat er de mogelijkheid om iemand af te zonderen of middelen en maatregelen toe te passen.



Slide 15 - Tekstslide

Omgaan met een zorgvrager met borderline

We gaan even terug naar de casus uit module 1. 
Daar heb je kennis gemaakt met mevrouw De Vries. Ze heeft borderline en dat vraagt om een speciale aanpak. 
Lees eerst de casus hiernaast, dan stellen we je daarna een vraag.
Mevrouw De Vries heeft borderline en zit in de recreatieruimte van het verzorgingshuis te roken. 
Ina, de activiteitenbegeleidster, spreekt mevrouw er op aan dat er in het verzorgingshuis niet gerookt mag worden. Mevrouw De Vries kijkt wat meewarig naar Ina en zegt: ‘Van Els en Marjan mag ik dat wel, als ik maar niet te dicht bij andere mensen in de buurt ga zitten. En zij zijn mijn persoonlijk begeleiders, dus zij weten het beter dan jij. En zij zijn ook veel aardiger dan jij, zij snappen me wel. Maar ach, zij hebben er ook voor geleerd…’

Ina stapt boos naar Els en Marjan en vraagt waar zij het lef vandaan halen om het roken toe te staan. Ze weten toch dat het verzorgingshuis daar regels over heeft en dat zij zich daar ook aan moeten houden? Els en Marjan zijn verbaasd over wat Ina allemaal tegen hen zegt. Zij hebben mevrouw De Vries helemaal geen toestemming gegeven om in de recreatiezaal te roken. Ze hebben gisteren nog een gesprek met haar gehad over dat zij alleen nog maar buiten in de tuin mag roken.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 
Mevrouw De Vries speelt zorgverleners tegen elkaar uit. Dat noemen we ook wel 'splitting'. Welke ondersteuningsmethodes zou jij toepassen bij mevrouw De Vries? Motiveer waarom je voor deze methode kiest.

Inleveren in de bijbehorende inlevermap in teams. 

Slide 17 - Tekstslide

Tot slot

Dit was de laatste van de vijf modules over gerontopsychiatrie. 
Tijdens deze blokkenreeks heb je je verdiept in ziektebeelden en problemen die voorkomen in ons werkveld. 
Je hebt je verdiept in observatietechnieken en in manieren van communiceren. 
We hebben de verschillende gedragingen gezien en tot slot heb je handvatten gekregen om met deze gedragingen om te kunnen gaan. 

Door de blokken te volgen heb je meer kennis opgedaan over gerontopsychiatrie.

Je kunt nu problemen of vreemde gedragingen sneller herkennen en hier op een adequate manier op reageren!


Slide 18 - Tekstslide