NN1 Blok 4 les 10 lees- en schrijfopdrachten

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Ik zit klaar voor de les:

• Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
  
• Mijn telefoon zit in de telefoontas
• Mijn oortjes zitten in mijn tas.
  
• Mijn jas hangt aan de kapstok.
  
• Ik heb geen pet of capuchon op.
  
• Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.
  

Pak je laptop en:

1. Pak je digitale boek Oorlogsgeheimen erbij
2. Leg je schrift op tafel
3. start ook SOM op

NN1 blok 4 les 10

Lees- en schrijfopdrachten

Deze les:

• Waar ging het hoofdstuk over?
• Lezen in Oorlogsgeheimen
• Terugblik vorige les
• Huiswerk bespreken
• Instructie het onderwerp
• Oefenen
• Evalueren hoe de les ging
  

Leeshuiswerk nakijken

 Je hebt hoofdstuk 11 gelezen.

Even kort de 5W + H vragen...

Leeshuiswerk

 Je hebt hoofdstuk 11 gelezen:

• Bedenk over dit hoofdstuk antwoord op de volgende vragen: Over WIE ging het? WAAR speelde het zich af? WANNEER speelde het zich af? WAT gebeurde er in het hoofdstuk? HOE gebeurde dat? WAAROM gebeurde dat?
  
• Minimaal een half A4tje

We starten met het lezen van hoofdstuk 12

(pak je digitale boek erbij)

Huiswerk nakijken

Zijn er nog vragen over het huiswerk?

Leg je huiswerk nu klaar op tafel!

Lesdoel:

Ik kan/weet:

• uitleggen welke gevoelens het lezen van een verhaal mij geven
• mijn gevoelens verwoorden en uitleggen in een kort verhaaltje

Leeshuiswerk

 Je hebt hoofdstuk 12 gelezen.

• Welk gevoelens geeft dit hoofdstuk jou? Kies twee verschillende gevoelens uit onderstaand lijstje. 
• Leg met 2 argumenten uit waarom dit hoofdstuk jou deze gevoelens geeft. 
• Geef bij elk argument ook een voorbeeld dat je uit het hoofdstuk haalt.

Lijstje: Blij, opgelucht, tevreden, enthousiast. Verdriet, medelijden, bedroefd, depressief, ongelukkig. Angstig, ongerust, bezorgd, nerveus. Boos, geïrriteerd, verontwaardigd, woedend. Verbaasd, verrast, gechoqueerd. Afschuw.

Minimaal half A4tje

Aan de slag 

met de opdracht!

Huiswerk:

Lezen: H12 van Oorlogsgeheimen

Maken: leesopdracht (denk aan de spelling en hoofdletters en punten!) en woordenschat woorden H12

Wat was het lesdoel?

1. hoe ik de persoonsvorm kan vinden in een zin
2. hoe ik het onderwerp kan vinden in een zin
3. het gezegde in een zin vinden

Antwoorden

1. De persoonsvorm vind je door de zin vragend te maken (vraagproef) of in een andere tijd te zetten (tijdproef)
2. Het onderwerp vind je door de vraag te stellen: Wie of wat + persoonsvorm
3. Het gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin. De persoonsvorm hoort ook bij het gezegde.