Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
Mijn telefoon zit in de telefoontas
Mijn oortjes zitten in mijn tas.
Mijn jas hangt aan de kapstok.
Ik heb geen pet of capuchon op.
Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.
Slide 2 - Tekstslide
Pak je laptop en:
Pak je digitale boek Oorlogsgeheimen erbij
Leg je schrift op tafel
start ook SOM op
Slide 3 - Tekstslide
NN1 blok 4 les 9
Lees- en schrijfopdrachten
Slide 4 - Tekstslide
Deze les:
Waar ging het hoofdstuk over?
Lezen in Oorlogsgeheimen
Terugblik vorige les
Huiswerk bespreken
Instructie het onderwerp
Oefenen
Evalueren hoe de les ging
Slide 5 - Tekstslide
Leeshuiswerk nakijken
Je hebt hoofdstuk 10 gelezen.
Even kort de 5W + H vragen...
Slide 6 - Tekstslide
Huiswerk nakijken
Zijn er nog vragen over het huiswerk?
Leg je huiswerk nu klaar op tafel!
Slide 7 - Tekstslide
Leeshuiswerk
Je hebt hoofdstuk 10 gelezen.
Welke emoties (blij, boos, verdrietig, bang of een andere) past het beste Leo in dit hoofdstuk.
Waarom denk je dat Leo zich zo voelt.
Aan welke woorden (minimaal 3) kun je dat herkennen?
En welke bij Maartje?
Minimaal half A4tje
Slide 8 - Tekstslide
We starten met het lezen van hoofdstuk 11
(pak je digitale boek erbij)
Slide 9 - Tekstslide
Lesdoel:
Ik kan/weet:
een deel van een verhaal samenvatten
Slide 10 - Tekstslide
Leeshuiswerk
Je hebt hoofdstuk 11 gelezen:
Bedenk over dit hoofdstuk antwoord op de volgende vragen: Over WIE ging het? WAAR speelde het zich af? WANNEER speelde het zich af? WAT gebeurde er in het hoofdstuk? HOE gebeurde dat? WAAROM gebeurde dat?
Minimaal een half A4tje
Slide 11 - Tekstslide
Aan de slag
met de opdracht!
timer
1:00
Slide 12 - Tekstslide
Huiswerk:
Lezen: H11 van Oorlogsgeheimen
Maken: leesopdracht (denk aan de spelling en hoofdletters en punten!) en woordenschat woorden H11
Slide 13 - Tekstslide
Wat was het lesdoel?
hoe ik de persoonsvorm kan vinden in een zin
hoe ik het onderwerp kan vinden in een zin
het gezegde in een zin vinden
Slide 14 - Tekstslide
Antwoorden
De persoonsvorm vind je door de zin vragend te maken (vraagproef) of in een andere tijd te zetten (tijdproef)
Het onderwerp vind je door de vraag te stellen: Wie of wat + persoonsvorm
Het gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin. De persoonsvorm hoort ook bij het gezegde.