1.4 gedrag

Herhaling
1.1 t/m 1.3
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling
1.1 t/m 1.3

Slide 1 - Tekstslide

Ik weet wat overspronggedrag, omgericht gedrag en ambivalent gedrag is
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Soorten conflictgedrag
1. Oversprongsgedrag
2. Omgericht gedrag
3. Ambivalent gedrag
A. Je bent te laat voor een afspraak maar moet plassen. Je loopt eerst naar de wc, maar dan toch weer naar de deur. Je twijfelt en loopt toch weer naar de wc. 
B. Het territorium van een leeuw wordt bedreigd door een andere leeuw. De leeuw kan wegrennen of vechten maar wrijft zich tegen een boom aan. 
C. Je krijgt een preek van je ouders omdat je te laat thuis was, je stampt naar boven en knalt je kamerdeur hard dicht. 
Wat hoort bij wat
A = ambivalent gedrag
B = overspronggedrag
C = omgericht gedrag

Slide 3 - Tekstslide

De futen op het plaatje zijn bezig met baltsgedrag.
A
Dit is een vorm van ritueel gedrag
B
Dit is een vorm van territorium gedrag
C
Dit is een vorm van dreiggedrag
D
Hiermee wordt de rangorde bepaald

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een supernormale prikkel?
A
Een sterke prikkel
B
Een sterke sleutelprikkel
C
Contrast
D
Een inwendige prikkel

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer je langs een patatkraam loopt, en je ruikt het, dan heb je zin om patat te halen. Wanneer zal je dat daadwerkelijk gaan doen?
A
Wanneer de motivatie hoog is
B
Wanneer de drempelwaarde hoog is
C
Wanneer de drempelwaarde boven de motivatie uit komt
D
Wanneer de motivatie boven de drempelwaarde uit komt

Slide 6 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met inprenting?
A
Alleen aan te leren in een korte periode
B
Goede ervaring waardoor goed gedrag ontstaat
C
Slechte ervaring waardoor verkeerd gedrag ontstaat
D
Gedrag dat ontstaan is door angst

Slide 7 - Quizvraag

1.4 Aangeleerd / aangeboren
Hebben mensen ook aangeboren gedrag?

Aangeboren gedrag bij mensen
Reflexen, automatische reacties op een prikkel. 
Een reflex zorgt er bijvoorbeeld voor dat je je ogen dichtdoet als er iets snel op je afkomt en dat je je voet terugtrekt als je op iets scherps trapt.

Slide 8 - Tekstslide

Associatief leren
Gewenning = niet meer reageren op een prikkel
Prikkels koppelen = klassieke conditioneren
Trial and error = proefondervindelijk leren
Gebeurtenissen koppelen (vaak: beloning en straf) = operante conditionering

Slide 9 - Tekstslide

Gewenning

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Wat is nou het verschil tussen operant conditioneren en klassiek conditioneren?
A
operant werkt met beloning en straf, en klassiek werkt met reflexen
B
operant is bewust en klassiek is onbewust
C
operant komt in de natuur niet voor en klassiek wel
D
operant werkt snel en klassiek werkt langzaam

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Welke vorm van leren gebruikt Sheldon hier om Penny andere manieren bij te brengen?
A
Operant conditioneren
B
Klassiek conditioneren
C
Imitatie
D
Gewenning

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Welk leerproces gebruiken ze om de politiepaarden voor te bereiden op drukke situaties?
A
Gewenning
B
Trial and error
C
Klassiek conditioneren
D
Operant conditioneren

Slide 18 - Quizvraag