Pvvt - wwspelling les 2, hv1.

Welkom!
Pak je leesboek.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek.

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Lezen
  • Uitleg pvvt
  • Klassikale opdracht
  • Zelfstandig aan de slag 

Slide 2 - Tekstslide

Een raadsel
Als ik jong ben, ben ik lang. Hoe ouder ik ben, hoe korter ik word. Wat ben ik?




Slide 3 - Tekstslide

Lees de zinnen
1. De meeste leerlingen raden het antwoord niet.
2. De meeste leerlingen raadden het antwoord niet.

Wat is het verschil in betekenis tussen deze zinnen?

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoordspelling

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de tt? (pvtt)
Ik voor de pv of achter de pv, alleen de ik-vorm 
Voorbeeld: ik loop /loop ik? 
Ik vind / vind ik? 

Jij / je achter de pv
: ik-vorm (twijfel? Denk aan de smurfen!)
Voorbeeld: Raad jij / je 
Loop jij / je 
Vind jij / je

Slide 7 - Tekstslide

In alle andere gevallen in het enkelvoud ik-vorm + t 
Voorbeeld: jij/ zij/ hij klimt 
Jij/ zij/ hij vindt 

In het meervoud: hele werkwoord 
Voorbeeld: wij zwemmen
jullie zwemmen 
zij zwemmen 


Slide 8 - Tekstslide

Persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt): 
zwakke werkwoorden 
Zwakke werkwoorden zijn te zwak om te veranderen van klank in de verleden tijd. 
Voorbeeld: fiets- fietste 

Sterke werkwoorden veranderen in de vt wel van klank.
Voorbeeld: vind- vond 

Slide 9 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden Enkelvoud 



Meervoud

stam + de of te ik/jij/hij/zij/het gooide 
k/jij/hij/zij/het stopte

stam + den of ten wij/jullie/zij stopten
wij/jullie/zij gooiden

Slide 10 - Tekstslide

Hoe bepaal je nou of je de(n) of te(n) schrijft?
Stap 1: Je kijkt naar het hele werkwoord. 
Stap 2: Je haalt -en af van het hele werkwoord. Je houdt de stam over. 
Stap 3: Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit het 't (e)x-f(o)ksch(aa)p, dan schrijf je -te(n). 
Anders schrijf je -de(n). 

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld: 
Stap 1 :hele werkwoord = plagen (wij plagen)
Stap 2: plagen- en = plag 
Stap 3 Zit de g in het 't (e)x-f(o)ksch(aa)p? Nee. Je schrijf dus plaagden (ik-vorm tt + den) wij plaagden 

Slide 12 - Tekstslide

Als de stam eindigt op een van de medeklinkers uit ‘t kofschip of ‘t fokschaap schrijf je stam + te(n). Anders schrijf je altijd de(n).

Bij zwakke werkwoorden als verven en verbazen verandert de v en z aan het eind van de stam in een f of een s: ik verf, ik verbaas.

In de verleden tijd krijgen ze echter de(n) (ik verfde, ik verbaasde), omdat in het hele werkwoord een z en een v staan.

Slide 13 - Tekstslide

Pak een blaadje en een pen
Schrijf de juiste vormen op van de werkwoorden. 

Slide 14 - Tekstslide

Noteer de goede vorm van de pvvt
1. Ik (vermoeden) al dat hij een fout had gemaakt.
2. Hans en Sam (fietsen) gisteren samen naar school.
3. Ik (verbazen) me erover dat jij toch op tijd kwam.
4. Mijn oom (printen) het document voor mij.
5. Wij (showen) onze nieuwe kleding aan haar.
6. Ik (durven) niet te zeggen dat ik hem niet leuk vond.
7. Het vliegtuig (landen) na enige vertraging toch op Schiphol.
8. Zij (racen) om nog op tijd te komen. 

Slide 15 - Tekstslide

Noteer de goede vorm van de pvvt
1. Ik vermoedde al dat hij een fout had gemaakt.
2. Hans en Sam fietsten gisteren samen naar school.
3. Ik verbaasde me erover dat jij toch op tijd kwam.
4. Mijn oom printte het document voor mij.
5. Wij showden onze nieuwe kleding aan haar.
6. Ik durfde niet te zeggen dat ik hem niet leuk vond.
7. Het vliegtuig landde na enige vertraging toch op Schiphol.
8. Zij racete om nog op tijd te komen. 

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag
Ga verder met de opdrachten bij Werkwoordspelling H1 t/m H3 in de online leeromgeving (dus op je laptop). 

Slide 17 - Tekstslide