3F Betoog

Programma
AWR
Voorbereiding schrijfexamen
Wat weet je al over het schrijfexamen?
Korte instructie
Welk onderdeel wil je nog oefenen?


1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma
AWR
Voorbereiding schrijfexamen
Wat weet je al over het schrijfexamen?
Korte instructie
Welk onderdeel wil je nog oefenen?


Slide 1 - Tekstslide




Wat weet je al van het schrijfexamen?

Slide 2 - Tekstslide

Je werkt bij een ouderenzorginstelling. Je krijgt de opdracht een folder samen te stellen voor nieuwe en bestaande patiënten, waarin beschreven staat welke zorg verleend wordt en hoe ouderen daarvan gebruik kunnen maken.
Wat zijn de twee belangrijkste doelen van de folder?
A
enthousiasmeren
B
informeren
C
instrueren
D
overtuigen

Slide 3 - Quizvraag

Gevarieerd woordgebruik

Werken in de ouderenzorg vond ik leuk. Ik had veel leuke collega’s die me goed geholpen hebben. Ik kon met al mijn vragen bij hen terecht. Het leukste van de stage vond ik ouderen helpen. Ik moest bijvoorbeeld activiteiten met ouderen doen en bedenken welke activiteiten het best bij de bewoners zouden passen. Ik zou het leuk vinden om later in een verzorgingshuis te werken, maar een eigen verzorgingshuis lijkt me het allerleukst. Wat ik minder leuk vond was dat het af en toe heel warm was op de afdeling.

Herschrijf de hele zin. “Werken in de ouderenzorg vond ik leuk.” Het woord ‘leuk’ mag je niet meer gebruiken in je nieuwe zin.




Slide 4 - Tekstslide

Herschrijf de zin: "Werken in de ouderenzorg vond ik leuk." zonder het woord leuk te gebruiken.

Slide 5 - Open vraag

Gevarieerd woordgebruik
Werken in de ouderenzorg vond ik leuk. Ik had veel leuke collega’s die me goed geholpen hebben. Ik kon met al mijn vragen bij hen terecht. Het leukste van de stage vond ik ouderen helpen. Ik moest bijvoorbeeld activiteiten met ouderen doen en bedenken welke activiteiten het best bij de bewoners zouden passen. Ik zou het leuk vinden om later in een verzorgingshuis te werken, maar een eigen verzorgingshuis lijkt me het allerleukst. Wat ik minder leuk vond was dat het af en toe heel warm was op de afdeling.

Herschrijf de hele zin “Het leukste van de stage vond ik ouderen helpen." 
Het woord ‘leukste' mag je niet gebruiken.





 

Slide 6 - Tekstslide

Herschrijf de hele zin “Het leukste van de stage vond ik ouderen helpen."
Het woord ‘leukste' mag je niet gebruiken.




Slide 7 - Open vraag

Artikel
Stel je voor dat je de volgende opdracht krijgt.
Jij werkt bij de redactie van een schoolkrant. Aan jou is gevraagd om iets te schrijven over vrijwilligerswerk. Dat komt goed uit, want jij zet je al jaren in als vrijwilliger. Vertel iets over het vrijwilligerswerk wat je in het weekend doet. Je mag zelf verzinnen wat dat voor werk is. Noem twee voordelen van vrijwilligerswerk doen. Vertel iets over een gebeurtenis die je altijd is bijgebleven. Noem ook een nadeel van vrijwilligerswerk en weerleg dat nadeel. Sluit af met een tip voor je medestudenten.


Slide 8 - Tekstslide

Wat is een betoog?
Een tekst waarbij de schrijver zijn (lezers)publiek wil overtuigen.

Slide 9 - Open vraag

Opbouw van een betoog
- Besteed tijd aan je titel! Verzin deze op het allerlaatst.
  1. Inleiding met stelling
  2. Kern met argumentatie
    - Twee argumenten voor
    - Argument tegen
    - Weerlegging van het tegenargument
  3. Slot

Slide 10 - Tekstslide

Titel
Zorg ervoor dat de titel aanspreekt, nieuwsgierig maakt en aansluit bij de tekst. 

               Daarom is het vaak makkelijker om je titel pas aan het eind te verzinnen!

Slide 11 - Tekstslide

INLEIDING - hoe begin je?
Introduceer je onderwerp:
  1. - Stel een of meer directe vragen 
  2. - Uitdagende openingszin
  3. - Aanleiding voor het betoog (actualiteit)
  4. - Anekdote
  5. - Persoonlijke ervaring
  6. - Definitie of omschrijving: introductie van het onderwerp
  7. - Eindigen met je stelling
Begin hier niet direct mee.
Start eerst met de kern, dan de inleiding en uiteindelijk het slot.

Slide 12 - Tekstslide

Wat zet je niet in de inleiding
- Argumenten
- Termen uit de theorie over het betoog (stelling, betoog)
- Algemene opmerkingen: 'zoals iedereen weet...'
- Beginnen met 'ik' doe je NOOIT

Slide 13 - Tekstslide

Geef je mening in de inleiding.
Dit doe je door je standpunt te geven. Dit standpunt volgt logisch uit jouw introductie van het onderwerp.

Slide 14 - Tekstslide

MIDDENSTUK:
  • Verdeel het in drie alinea's (ongeveer gelijke lengte)
  • Per alinea één argument (2X) (incl. toelichting en voorbeeld
  • Eén tegenargument + weerlegging (waarom iemand het oneens is en dan dit ontkrachten)
  • Licht elk argument toe met voorbeelden, onderzoeksresultaten, citaten van deskundigen, etc.. Haal dit uit de brontekst (die bij het examen wordt meegeleverd).

Slide 15 - Tekstslide

Weerlegging

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

                                                                      Voorbeeld:

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 16 - Tekstslide

Begin elke alinea met een signaalwoord.
(Ten eerste, bovendien, tot slot)
Bedenk van tevoren vast welke argumenten je wilt behandelen. Zo kun je een logische volgorde aanhouden bij het schrijven. Ook zorgt een dergelijke voorbereiding ervoor dat je in je tekst niet van de hak op de tak springt. Ondersteun elk argument zo mogelijk met een bron en gebruik betrouwbare bronnen. Behalve het noemen van je argument en je bron, kun je de tekst nog versterken door, waar mogelijk, voorbeelden te geven.

Slide 17 - Tekstslide

SLOT
  • Herhaling van de stelling en noem kort je argumenten
  • Samenvatting (kortom, zoals we zagen, zoals is gebleken)
  • Conclusie (al met al, dus, derhalve, daarom, concluderend, hieruit volgt)
  • Aanbeveling of advies (de oplossing zou zijn als, mijn advies is)
  • Toekomstverwachting


  1. Je mag ook een combinatie maken!
  2. Niet: enkel de samenvatting van de argumentatie
  3. Je mag nooit nieuwe informatie in het slot toevoegen!

Slide 18 - Tekstslide

SLOT (vervolg)
Je standpunt volgt vanzelfsprekend logisch uit je argumenten: [herhalen argumenten], daarom vind ik dat [standpunt].  Dit doe je door te eindigen met een uitsmijter. Een uitsmijter is een krachtige slotzin van je tekst, zodat jouw tekst beter blijft hangen bij de lezer. Doe dit alleen als je zin ook echt geschikt is, dus ergens op slaat!

Slide 19 - Tekstslide

Schrijf een betoog (minimaal 300 woorden)

Slide 20 - Tekstslide