Woordenschat H3, les 1 - 6e editie

Onderstaande titel is ambigu (= dubbelzinnig)
* Gezocht *
Vutter of 65 plusser die
een wip wil maken
Speeltuinvereniging H.O.P.A
*
Zie jij de twee betekenissen?
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Onderstaande titel is ambigu (= dubbelzinnig)
* Gezocht *
Vutter of 65 plusser die
een wip wil maken
Speeltuinvereniging H.O.P.A
*
Zie jij de twee betekenissen?

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Toetsdatum afspreken:
Woordenschat en Spelling H1 t/m 3: donderdag 10 november a.s.

1) Herhaling beeldspraak: metafoor, metonymie, personificatie en vergelijking 
2) Bespreken opdracht 3 Woordenschat H3
3)  Maken opdracht 4

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Je kent de betekenis van de moeilijke woorden van opdracht 4 en je kunt verschillende vormen van beeldspraak benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Metafoor
Het beeld vervangt het object.

voorbeelden:
Die snotneus dacht het beter te weten dan ik.
Mijn buurvrouw is een oude heks.

Slide 4 - Tekstslide

metonymie
Je noemt een kenmerk/eigenschap zoals de maker, het merk, een deel (pars pro toto), het materiaal of juist het grotere geheel enz. van wat je bedoelt.

Bijv. Er moet meer asfalt komen!
Wat heb jij mooie Nikes aan.
Nederland heeft gewonnen.
Hij won zilver.
Zij stemt links.

Slide 5 - Tekstslide

Personificatie
Iets levenloos wordt als levend voorgesteld.
Voorbeelden:
De krantenkoppen schreeuwden me die morgen toe.
De auto zuchtte en gaf het toen op.

Slide 6 - Tekstslide

Vergelijking
Het beeld wordt naast het object gezet met een vergelijkingswoord (zoals, als, lijkt op, is net, van een)
Voorbeelden:

Zij is zo sterk als een beer.
Het is een wolk van een baby.

Slide 7 - Tekstslide

Bespreken opdracht 3
blz. 91

Slide 8 - Tekstslide

Bedenk zelf een asyndetische vergelijking, een homerische vergelijking en een zin met synesthesie. Noteer die hier. Klaar? Ga dan verder met opdracht 4 op blz. 91-93.

Slide 9 - Open vraag

Huiswerk

Maak opdracht 4 van Hoofdstuk 3 Woordenschat, blz. 91-93

Slide 10 - Tekstslide